ECLI:NL:RBROT:2021:5856

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
23 juni 2021
Zaaknummer
9077265 CV EXPL 21-9338
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten en schadevergoeding wegens treintje rijden in parkeeraccommodatie

In deze zaak vordert Q-Park Operations Netherlands B.V. betaling van parkeerkosten en een schadevergoeding van een gedaagde die zonder geldig parkeerbewijs de parkeeraccommodatie heeft verlaten door bumper-klevend achter een voorganger onder de slagboom te rijden. De gedaagde heeft erkend dat hij de parkeeraccommodatie op deze manier heeft verlaten, maar stelt dat hij zijn parkeerkosten heeft betaald en dat de parkeerautomaat zijn parkeerkaart heeft ingeslikt. Hij heeft geprobeerd contact op te nemen met Q-Park, maar dit is niet gelukt. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde zich schuldig heeft gemaakt aan 'treintje rijden' en dat de vorderingen van Q-Park in beginsel toewijsbaar zijn. De kantonrechter overweegt dat de algemene voorwaarden van Q-Park onderdeel uitmaken van de overeenkomst, en dat de gedaagde redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van deze voorwaarden. De kantonrechter concludeert dat de bedingen in de algemene voorwaarden niet onredelijk bezwarend zijn en dat de gedaagde de gevorderde bedragen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, dient te betalen. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten en het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9077265 CV EXPL 21-9338
uitspraak: 18 juni 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-Park Operations Netherlands B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eiseres,
gemachtigde: mr. Ch.F.P.M. Spreksel,
tegen
[gedaagde]
,
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die zelf procedeert, vertegenwoordigd door: [persoon A] .
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Q-Park’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 15 februari 2021, met bijlagen;
de conclusie van antwoord, met bijlagen;
de conclusie van repliek, met bijlagen, inclusief DVD;
de conclusie van dupliek, met bijlagen.
Het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1
Q-park exploiteert en beheert parkeeraccommodaties, waaronder de parkeeraccommodatie De Bijenkorf Rotterdam (hierna: de parkeeraccommodatie).
2.2
Door middel van het verzoeken om en ontvangen/accepteren van het parkeerticket of het binnenrijden met een betaalpas of met abonnement kunnen bezoekers zich de toegang tot de parkeeraccommodatie verschaffen. Door het binnenrijden wordt een parkeerovereenkomst met Q-park aangegaan.
2.3
Op het informatiebord bij de ingang van de parkeeraccommodatie worden voorafgaand aan het naar binnenrijden de geldende tarieven vermeld en wordt verwezen naar de (toepasselijkheid van de) algemene voorwaarden en de plaats waar deze kunnen worden opgevraagd.
2.4
Artikel 5.9 van de algemene voorwaarden luidt als volgt:
“De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Het zonder gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- (…)”.
2.5
Artikel 6.4 van de algemene voorwaarden luidt als volgt:
“Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenaamde “treintje rijden”, waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (…), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- (…)”.
2.6
Artikel 6.5 van de algemene voorwaarden luidt als volgt:
“In geval van verlies of het ontbreken van het parkeerbewijs, is de parkeerder het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief). De parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart” (…)”.
2.7
Door de in de parkeeraccommodatie aanwezige camera’s is geconstateerd dat het voertuig met kenteken [kentekennummer] op 6 augustus 2020 om 15:40 uur de parkeeraccommodatie heeft verlaten door bumper-klevend achter een voorganger onder de slagboom te rijden.

3..Het geschil

3.1
Q-Park vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan Q-Park van een bedrag van € 414,- te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van pleging, althans van verzuim, althans vanaf een andere door de kantonrechter te bepalen datum, tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Q-Park legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] op grond van de algemene voorwaarden van Q-Park het tarief verloren kaart van in dit geval € 60,- en een schadevergoeding van € 300,- verschuldigd is. Q-Park vordert de schadevergoeding wegens onder andere geleden omzetderving, gemaakte kosten, uitgevoerde werkzaamheden, reeds gedane en toekomstige investeringen, ingeschakelde derden en ter preventie. Door de wanprestatie van [gedaagde] heeft Q-Park buitengerechtelijke incassokosten moeten maken. Deze dienen voor rekening van [gedaagde] te komen.
3.3
[gedaagde] heeft het volgende verweer gevoerd. [gedaagde] erkent dat hij op 6 augustus 2020 de parkeeraccommodatie in een treintje heeft verlaten. [gedaagde] heeft de parkeerkosten betaald, maar de parkeerautomaat heeft zijn parkeerkaart ingeslikt. Op dat moment heeft [gedaagde] geprobeerd Q-Park te contacteren, wat niet is gelukt. [gedaagde] was hierdoor genoodzaakt om de parkeergarage te verlaten door bumper-klevend achter een voorganger onder de slagboom te rijden.

4..De beoordeling

4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] door het binnenrijden van de parkeeraccommodatie een parkeerovereenkomst heeft gesloten met Q-Park. Daarnaast is niet in geschil dat [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan ‘treintje rijden’ en dat [gedaagde] zonder kaartje de parkeeraccommodatie heeft verlaten. Hierdoor dienen de vorderingen van Q-Park in beginsel te worden toegewezen. [gedaagde] verweert zich echter door het volgende te stellen: 1) de algemene voorwaarden maken geen onderdeel van de overeenkomst uit omdat [gedaagde] deze redelijkerwijs niet kende en behoorde te kennen, 2) [gedaagde] heeft zijn parkeerkosten wel betaald, maar de parkeerautomaat heeft de parkeerkaart ingeslikt en 3) [gedaagde] heeft getracht Q-Park te contacteren, maar doordat dit niet lukte restte [gedaagde] niets anders dan middels het ‘treintje rijden’ de parkeeraccommodatie te verlaten. Het verweer van [gedaagde] zal hierna afzonderlijk worden beoordeeld.
mogelijkheid tot kennisneming van de algemene voorwaarden.
4.2
[gedaagde] heeft het verweer gevoerd dat hij de algemene voorwaarden niet kende en redelijkerwijs ook niet kon kennen. Dit verweer slaagt niet. De algemene voorwaarden waren blijkens het welkomstbord immers gemakkelijk elektronisch toegankelijk op een door Q-Park meegedeeld adres (artikel 6:230c BW), waarmee Q-Park aan [gedaagde] een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de voorwaarden kennis te nemen (6:234 BW). De algemene voorwaarden blijven in zoverre dus een onderdeel van de tussen Q-Park en [gedaagde] gesloten overeenkomsten.
ambtshalve toetsing van algemene voorwaarden
4.3
De kantonrechter dient op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie (4 juni 2009, C 243/08) en de Hoge Raad (13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691) ambtshalve te beoordelen of de bedingen in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend zijn. De kantonrechter stelt daarbij voorop dat, in het geval wordt vastgesteld dat een beding ‘oneerlijk’ is in de zin van artikel 3 lid 1 en punt e uit de bijlage van Richtlijn 93/13/EEG (hierna: de Richtlijn), deze het beding niet mag matigen, maar zonder meer verplicht is dat beding voor de consument buiten beschouwing te laten (HvJ 30 mei 2013, C 488/11), tenzij de consument zich hiertegen verzet (HvJ 4 juni 2009, C 243/08. Daartoe dient artikel 6:233 BW conform de Richtlijn te worden uitgelegd en – indien de kantonrechter vaststelt dat het beding ‘oneerlijk’ is – het beding ambtshalve te worden vernietigd.
4.4
Q-Park heeft gemotiveerd gesteld dat de bedingen niet oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn. De bedongen schadevergoeding beoogt volgens Q-Park primair ‘treintje rijden’ te voorkomen. Voor een voldoende preventieve werking is vereist dat het verschuldigde bedrag hoog genoeg is. Er is geen ander middel om treintje rijden tegen te gaan dat even effectief is als deze bedongen schadevergoeding. Het treintje rijden leidt volgens Q-Park tot gevaarlijke situaties in en buiten de parkeergarage. Voorts leidt Q-Park door deze gedraging schade. Q-Park heeft kosten moeten maken door investeringen in dure camerasystemen voor scherpe detectie van het treintje rijden. Zij heeft derhalve groot belang bij het tegengaan van deze vorm van parkeerfraude. De inkomsten van de bedongen schadevergoeding worden gebruikt om maatregelen te nemen ter voorkoming en vervolging van treintje rijden. De bedongen schadevergoeding is volgens Q-Park redelijk ten opzichte van de in het verleden gedane en in de toekomst nog noodzakelijke investeringen.
4.5
De door Q-Park bedongen schadevergoeding is, gelet op hetgeen door Q-Park is gesteld over de beoogde preventieve werking daarvan, de gevaarzetting voor andere verkeersdeelnemers in en buiten de parkeergarage, en gezien de gemotiveerde onderbouwing van Q-Park van de hoogte van de hierdoor door haar geleden schade, niet oneerlijk in de zin van de Richtlijn.
betaling van parkeerkosten
4.6
[gedaagde] heeft tevens als verweer gevoerd dat hij zijn parkeerkaart heeft betaald
“boven bij de Bijenkorf”. Gelet op de betwisting van Q-Park, lag het op grond van artikel 150 rv op de weg van [gedaagde] om zijn betaling aannemelijk te maken met stukken, zoals bijvoorbeeld een bankafschrift waarop de gedane betaling staat. [gedaagde] heeft dit nagelaten, zodat ook dit verweer niet slaagt. In dit geschil wordt er dan ook vanuit gegaan dat [gedaagde] zijn parkeerkaart niet heeft betaald.
gezocht contact met Q-Park
4.7
[gedaagde] heeft tot slot als verweer gevoerd dat hij op diverse manieren contact heeft gezocht met Q-Park, nadat de slagboom niet opende. Zo stelt [gedaagde] dat hij op de hulpknop op de uitrijterminal heeft gedrukt. Omdat niet werd opgenomen is [gedaagde] toen naar de portiersloge gegaan om een medewerker van Q-Park te spreken. Hier bleek niemand aanwezig te zijn, waarna [gedaagde] nog heeft geprobeerd een nieuw kaartje te verkrijgen. Omdat het bovenstaande niet lukte heeft [gedaagde] zich genoodzaakt gezien om, met alle risico’s van dien, de parkeeraccommodatie te verlaten middels het rijden van een treintje. Als volgt wordt overwogen. Het is aannemelijk dat er op enig moment contact is gezocht door [gedaagde] dan wel is geweest tussen partijen. Q-Park voert namelijk aan dat op 15:25 op 6 augustus 2020 op de hulpknop is gedrukt bij een uitrijterminal. Dit lijkt overeen te komen met de door [gedaagde] geschetste tijdlijn. Het is echter niet duidelijk of er daadwerkelijk contact is geweest tussen partijen en indien zo, wat er tijdens dit contact is besproken. Deze enkele poging maakt daarom nog niet dat [gedaagde] zijn verweer slaagt. Niet is namelijk gebleken dat [gedaagde] , nadat het raadplegen van de hulpknop geen oplossing bood, geen andere mogelijkheid had om de parkeeraccommodatie op een legitieme wijze te verlaten. Denk hierbij aan het kopen van een parkeerkaart conform het “verloren kaart” tarief bij een parkeerautomaat. Mocht dit echter wel het geval zijn geweest, dan nog had het op de weg van [gedaagde] gelegen om nadien contact op te nemen met Q-Park om de situatie uit te leggen. [gedaagde] was er zich immers van bewust dat hij op een niet-legitieme wijze de parkeeraccommodatie had verlaten. Dat [gedaagde] dit niet heeft gedaan komt voor zijn rekening en risico. Het verweer slaagt dan ook niet.
conclusie wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten
4.8
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het tarief voor de verloren kaart van € 60,- en de schadevergoeding van € 300,- zullen worden toegewezen. Nu [gedaagde] met betaling van deze bedragen in gebreke is gebleven, is hij op grond van artikel 6:119 BW de wettelijke rente verschuldigd.
4.9
Q-Park maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voldoende gebleken is dat voldaan is aan de wettelijke vereisten, zodat ook het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente, berekend over de buitengerechtelijke incassokosten, zal worden afgewezen, nu Q-Park niet heeft gesteld op grond waarvan hij dergelijke rente vordert.
Proceskosten en uitvoerbaarheid bij voorraad
4.1
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.11
Dit vonnis wordt zoals Q-Park vordert ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat [gedaagde] aan de veroordelingen moeten voldoen en dat hij de aan Q-Park toegekende vergoeding moet betalen aan Q-Park, ook als in hoger beroep wordt gegaan tegen dit vonnis. Voor zover dit mogelijk zou zijn.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan Q-Park te betalen een bedrag van € 414,- te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over een bedrag van € 360,- vanaf 6 augustus 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Q-Park vastgesteld op € 126,- aan griffierecht, € 89,44 aan dagvaardingskosten en € 150,- (2 punten x € 75,- per punt) aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44236