In deze zaak, die op 22 juni 2021 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderde eiseres een contactverbod tegen gedaagde, haar buurman, wegens stelselmatige overlast. Eiseres, die al 12 jaar contact had met gedaagde, had in oktober 2020 het contact verbroken. Sindsdien ervoer zij overlast van gedaagde, die zich regelmatig voor haar woning ophield en haar lastigviel. Eiseres deed op 6 maart 2021 aangifte van stalking tegen gedaagde. In de aangifte beschrijft zij dat gedaagde dagelijks op vaste tijden voor haar deur staat en haar buren vraagt waar zij is. Eiseres voelt zich hierdoor onveilig en bang voor gedaagde, die 81 jaar oud is en lijdt aan beginnende dementie.
De voorzieningenrechter oordeelde dat eiseres een spoedeisend belang had bij haar vorderingen. Het gevorderde straatverbod vormt een inbreuk op gedaagdes recht om zich vrij te verplaatsen, maar de rechter achtte de feiten en omstandigheden zodanig dat deze inbreuk gerechtvaardigd was. De rechter concludeerde dat gedaagde, waarschijnlijk onbedoeld, stelselmatig overlast veroorzaakte en dat de situatie onhoudbaar was voor eiseres. Daarom werd het contactverbod toegewezen, met een dwangsom voor elke overtreding.
Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechter beperkte de dwangsom tot € 10,00 per overtreding, met een maximum van € 500,00. Het vonnis werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.