In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot het bevelen van een dwangakkoord voor verzoekers, die een schuldregeling hebben aangeboden aan hun schuldeisers. Verzoekers hebben op 31 maart 2021 een verzoek ingediend op basis van artikel 287a van de Faillissementswet, waarbij zij vierentwintig concurrente schuldeisers hebben benaderd met een aanbod tot schuldregeling. De schuldeisers, waaronder De Volksbank, Bunq B.V., Delta Fibre Nederland B.V. en het CAK, hebben echter niet allemaal ingestemd met het aanbod. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling, die is gebaseerd op de NVVK-norm, een afloscapaciteit biedt die in redelijkheid kan worden geaccepteerd door de schuldeisers. De rechtbank heeft de belangen van de schuldeisers afgewogen tegen die van verzoekers en geconcludeerd dat de weigering van instemming door het CAK, Delta Fibre en de Volksbank niet gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft daarom besloten om het verzoek van verzoekers toe te wijzen en de schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens zijn de schuldeisers veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, aangezien verzoekers niet bijgestaan zijn door een advocaat. De rechtbank heeft het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling nu in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.