Op 11 juni 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers een dwangakkoord hebben aangevraagd in het kader van hun schuldenproblematiek. De verzoekers, die mogelijk gedupeerden zijn van de kinderopvangtoeslagaffaire, hebben op 18 februari 2021 een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan hun schuldeisers. In totaal hebben zij te maken met 34 schuldeisers, met een totale schuldenlast van € 183.284,78. De verzoekers hebben een regeling aangeboden waarbij zij 6,05% aan de preferente schuldeisers en 3,03% aan de concurrente schuldeisers zouden betalen. De meerderheid van de schuldeisers heeft met deze regeling ingestemd, met uitzondering van ING en Delton, die bezwaar maakten tegen de aangeboden regeling.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de aangeboden regeling het uiterste is wat de verzoekers kunnen bieden, gezien hun financiële situatie en werkverplichtingen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de schuldenlast lager is dan het oorspronkelijke aanbod en dat de verzoekers zich hebben ingespannen om hun schuldenproblematiek op te lossen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van de verzoekers en de schuldeisers die met de regeling instemden zwaarder wegen dan die van ING en Delton, die zich verzetten tegen de regeling.
Daarom heeft de rechtbank besloten om ING en Delton te bevelen in te stemmen met de schuldregeling en hen te veroordelen in de kosten van de procedure. Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen, en de rechtbank heeft bepaald dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is. Deze uitspraak biedt de verzoekers de mogelijkheid om hun schulden te blijven aflossen zonder in een situatie van betalingsonmacht te verkeren.