ECLI:NL:RBROT:2021:5771
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in familierechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 mei 2021 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoekster in een familierechtelijke procedure. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. J.A.P.M. van Meer-Wijtvliet, rechter-plaatsvervanger in de rechtbank Rotterdam. De verzoekster had het verzoek tot wraking ingediend na een zitting op 24 maart 2021, waarin zij en de man in een geschil over de zorgregeling voor hun minderjarige kinderen stonden. De verzoekster voelde zich benadeeld door de houding van de rechter en stelde dat deze niet het welzijn van de kinderen voor ogen had gehouden. De rechter zou zich te veel hebben gefocust op haar handelen en onvoldoende rekening hebben gehouden met de omstandigheden van de kinderen.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tot wraking tijdig was ingediend, maar heeft geoordeeld dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter de regie van de zitting mag bepalen en dat kritische vragen aan partijen gesteld mogen worden. De persoonlijke beleving van de verzoekster over de houding van de rechter was onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter niet heeft belet dat de verzoekster haar standpunt naar voren kon brengen en dat de door haar aangedragen omstandigheden niet voldoende waren om de vrees voor partijdigheid te rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen, waarbij de beslissing is genomen door een meervoudige kamer bestaande uit drie rechters. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechters en de griffier.