ECLI:NL:RBROT:2021:5770
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek in kort geding afgewezen wegens niet-tijdige indiening van gronden en gebrek aan objectieve aanwijzingen voor vooringenomenheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 mei 2021 uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoekster tegen mr. C. van Steenderen-Koornneef, rechter in de rechtbank Rotterdam. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een kort geding dat op 1 april 2021 had plaatsgevonden, waarin een geschil over de zorgregeling voor een minderjarig kind aan de orde was. Verzoekster stelde dat de rechter vooringenomen was en dat de zitting niet goed verliep, wat haar in de weg stond om haar standpunt adequaat naar voren te brengen. De wrakingskamer oordeelde dat de gronden voor wraking deels niet-ontvankelijk waren, omdat deze niet tijdig waren ingediend. De verzoekster had enkele gronden pas op 15 april 2021 aangevoerd, terwijl deze al eerder bekend waren. De rechtbank benadrukte dat een wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra de gronden bekend zijn en dat alle gronden tegelijk moeten worden voorgedragen.
De rechtbank beoordeelde de overige gronden van het wrakingsverzoek inhoudelijk en concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor de vrees van verzoekster dat de rechter vooringenomen was. De rechter had verzoekster voldoende gelegenheid gegeven om haar standpunt toe te lichten en had niet onterecht haar conclusie van eis in reconventie geweigerd. De rechtbank oordeelde dat de wrakingsgronden niet voldeden aan de hoge drempel die vereist is voor een succesvolle wraking. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen, zowel voor de niet-tijdig ingediende gronden als voor de overige gronden.