ECLI:NL:RBROT:2021:5769

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
09/216000-20; 09/303486-19 (gevoegd ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Twee pogingen tot straatroof en mishandeling met vrijspraak voor bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 juni 2021 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die beschuldigd werd van twee pogingen tot straatroof en mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 augustus 2020 in 's-Gravenhage twee pogingen heeft gedaan om de telefoon en tas van een vrouw af te pakken, waarbij hij fors geweld heeft gebruikt. De verdachte heeft de vrouw onder andere de mond afgedekt en haar geschopt. Daarnaast heeft hij op dezelfde dag geprobeerd de telefoon van een andere man af te pakken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de bedreiging van een derde persoon, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en klinische opname in een zorginstelling, vanwege de psychische problematiek van de verdachte. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn cognitieve beperkingen en medische problemen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 09/216000-20; 09/303486-19 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 9 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden (PPC),
raadsvrouw mr. C.M.H. Revis, advocaat te 's-Gravenhage.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 december 2020 en de verwijzingsbeschikking van 4 februari 2021 van de rechtbank Den Haag, en op het onderzoek op de terechtzitting van 26 mei 2021 van de deze rechtbank.

2..Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De teksten van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.B. Epozdemir heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde ten aanzien van parketnummer 09/216000-20;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde ten aanzien van parketnummer 09/303486-19;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 75 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.

4..Waardering van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 09/216000-20

4.1.
Feit 1: Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat het oogmerk op het wederrechtelijk toeëigenen van de goederen ontbreekt. De verdachte heeft immers verklaard dat hij niets wilde stelen. Hij vroeg aan aangeefster [naam aangeefster] of hij haar telefoon mocht lenen zodat hij zijn suikerspiegel kon controleren. De geweldshandelingen zou de verdachte uit frustatie hebben gepleegd, omdat [naam aangeefster] haar telefoon niet aan hem gaf.
4.1.2.
Beoordeling
Op 25 augustus 2020 stond aangeefster [naam aangeefster] op de tram te wachten op het moment dat de verdachte naar haar toeliep. Vervolgens probeerde de verdachte de telefoon van aangeefster [naam aangeefster] uit haar handen te pakken. Dit lukte niet, waarop de verdachte de tas van aangeefster probeerde af te pakken. De verdachte dekte vervolgens de mond van aangeefster [naam aangeefster] van achteren af met zijn hand en klemde zijn arm om haar keel. Omdat aangeefster [naam aangeefster] zich los probeerde te rukken, is zij op de grond gevallen waarop de verdachte haar meermalen heeft geschopt.
De verdachte probeerde de tas en telefoon van aangeeftster af te pakken. Naar uiterlijke verschijningsvorm waren de (gewelds)handelingen van de verdachte er verder op gericht om het zichzelf gemakkelijk te maken om de telefoon en tas wederrechtelijk toe te eigenen. De verklaring van de verdachte is, gelet daarop, ongeloofwaardig.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het verweer.
4.2.
Feit 2: Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte partieel vrijgesproken dient te worden van de geweldshandelingen, omdat het trekken aan de telefoon geen geweldshandeling betreft. De raadsvrouw verwijst daarvoor naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag (ECLI:NL:RBDHA:2018:11606).
4.2.2.
Beoordeling
Op 25 augustus 2020 heeft de verdachte getracht de telefoon die aangever [naam aangever 2] in zijn hand had af te pakken door aan die telefoon te trekken. Het trekken aan een voorwerp dat een ander in zijn of haar hand heeft, betreft een geweldshandeling. In de uitspraak die de raadsvrouw heeft aangehaald is de rechtbank Den Haag ervan uitgegaan dat de verdachte in die zaak een telefoon uit de hand van het slachtoffer heeft gepakt en niet zoals in de onderhavige zaak van het trekken aan de telefoon.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het verweer.
Ten aanzien van parketnummer 09/303486-19
4.3.
Feit 1: vrijspraak
4.3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Aangever [naam aangever 1] en zijn broer hebben beiden verklaard dat de verdachte tegen aangever heeft gezegd dat hij hem gaat vermoorden. Aangever voelde zich hierdoor bedreigd, mede omdat deze wist dat de verdachte in staat is om geweld te gebruiken.
4.3.2.
Beoordeling
De verdachte zou aangever op twee momenten hebben bedreigd met de dood. Eenmaal op 17 december 2019 en eenmaal op 20 december 2019.
De verklaring van aangever dat hij op 17 december 2019 is bedreigd door de verdachte wordt niet door een ander bewijsmiddel in het dossier ondersteund, zodat vrijspraak daarvan zal volgen.
Aangever heeft over de bedreiging op 20 december 2019 verklaard dat hij in de winkel bedreigd is door de verdachte. De broer van aangever - die eveneens in de winkel aanwezig was - heeft echter niet verstaan wat er in de winkel is gezegd. Wel geeft deze broer aan dat de verdachte aangever bedreigd zou hebben toen zij buiten de winkel waren beland. Maar de buiten eveneens aanwezige getuige [naam getuige] , verklaart niets over bedreigingen geuit door de verdachte. Ook aangever zelf spreekt niet over bedreigingen geuit door de verdachte buiten de winkel. Gelet op deze wisselende verklaringen, ontbreekt ook voor deze bedreiging voldoende ondersteunend bewijs.
4.3.3.
Conclusie
De verdachte wordt van dit feit vrijgesproken.
4.4.
Feit 2: Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ten aanzien van parketnummer 09/216000-20 het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ten aanzien van parketnummer 09/303486-19 het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Ten aanzien van parketnummer 09/216000-20
1.
hij op 25 augustus 2020 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om op de openbare weg, te weten de Scheveningseweg (bij de tramhalte Ary van der Spuyweg), een telefoon en een tas
dietoebehoorde
naan [naam slachtoffer 1] , weg te nemen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld tegen [naam slachtoffer 1] , met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
te weten dat hij:- de mond van die [naam slachtoffer 1] heeft afgedekt met zijn hand en
- zijn arm rond de keel van die [naam slachtoffer 1] heeft geklemd en die [naam slachtoffer 1] heeft gewurgden
- toen die [naam slachtoffer 1] op de grond was gevallen meerdere malen met kracht tegen de benen van die [naam slachtoffer 1] heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 25 augustus 2020 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om op de openbare weg, te weten de Scheveningseweg, een telefoon
dietoebehoorde aan [naam slachtoffer 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld tegen [naam slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
dooraan die telefoon te trekken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 09/303486-19
2
hij op 10 december 2019 te 's-Gravenhage [naam slachtoffer 3] heeft mishandeld door meerdere malen met gebalde vuist tegen het gezicht van die [naam slachtoffer 3] te stompen;
De in de tenlasteleggingen voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van parketnummer 09/216000-20
1.
Poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
2.
Poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
Ten aanzien van parketnummer 09-303486-19

2..Mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op 25 augustus 2020 kort na elkaar schuldig gemaakt aan twee pogingen tot straatroof. De verdachte sprak aangeefster [naam aangeefster] bij de tramhalte aan en heeft geprobeerd haar telefoon en tas af te pakken. De verdachte heeft daarbij fors geweld gebruikt, waaronder het ruw afdekken van de mond, het klemmen van de keel en schoppen tegen aangeefster [naam aangeefster] . Vervolgens is de verdachte weggelopen via het voetpad. Op dat voetpad liep aangever [naam aangever 2] met zijn telefoon in zijn hand, waarop de verdachte aan de telefoon is gaan trekken. Doordat aangever [naam aangever 2] zijn telefoon niet losliet, heeft verdachte de telefoon niet kunnen stelen. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij op de openbare weg binnen enkele minuten twee pogingen tot straatroven heeft gepleegd, waarvan één met veel geweld. Een (poging tot) straatroof is zeer bedreigend voor de slachtoffers. De slachtoffers en omstanders kunnen zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig voelen. De verdachte heeft geen respect getoond voor de eigendommen van een ander.
Tevens heeft de verdachte zich op 10 december 2019 schuldig gemaakt aan mishandeling van aangever [naam aangever 1] door hem meermalen met een vuist tegen het gezicht te stompen. Door aldus te handelen heeft de verdachte blijk gegeven geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van aangever.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte (in de afgelopen 16 jaar) niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederlandheeft twee rapportages over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 november 2020 en 21 mei 2021. Deze rapportages houden het volgende in.
Verdachte is op negenjarige leeftijd betrokken geweest bij een ernstig auto-ongeluk waar hij Niet Aangeboren Hersenletsel en cognitieve problemen (hierna: NAH) aan over heeft gehouden. Daarnaast heeft de verdachte diabetes type 1 waarvoor hij insuline moet spuiten. De laatste jaren heeft de verdachte regelmatig last van een lage en hoge bloedsuikerspiegel en hij is daarvoor meermalen opgenomen in het ziekenhuis. De reclassering veronderstelt dat er een zorgelijke ontwikkeling gaande is doordat de verdachte de afgelopen jaren meermalen bij de politie in beeld is gekomen. Deze ontwikkeling zorgt er voor dat hij steeds meer problemen krijgt, waardoor zijn functioneren achteruit gaat. De tot aan de detentie aanwezige hulpverlening acht de reclassering niet langer toereikend vanwege onvoorspelbaar gedrag van de verdachte. Een goed steunsysteem van de verdachte zorgt voor een beschermende factor. De verdachte is gemotiveerd om te worden behandeld en is bereid om medicatie te gebruiken. Het risico op recidive en letselschade acht de reclassering hoog. De reclassering acht de verdachte wegens zijn psychische problematiek niet werkstrafgeschikt. Zij adviseert dan ook om bij een bewezenverklaring een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden een meldplicht, een klinische opname in een zorginstelling en vervolgens ambulante behandeling en begeleid wonen.
Psychiater dr. D.J. Vinkersheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 april 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Toerekenbaarheid
Enerzijds lijkt de verdachte door zijn cognitieve beperkingen niet (meer) in staat om overzicht te houden over wat hij moet doen en laten om een stabiele suikerspiegel te krijgen. Anderzijds lijkt hij door de stress in zijn leven (met name relatieproblemen en vertrek echtgenote en zoontje) zichzelf te verwaarlozen en zichzelf geen structuur meer te kunnen opleggen. Mede door NAH voelt de verdachte zich snel onbegrepen en kan hij boos worden.
De psychiater adviseert om bij een bewezenverklaring (van één van de ten laste gelegde feiten) dit de verdachte in een verminderde mate aan toe te reken.
Recidive risico en interventie advies
De psychiater concludeert dat sprake is van een hoog risico op gewelddadig gedrag indien de verdachte niet begeleid wordt of geen behandeling krijgt. Reden waarom de psychiater het van belang acht dat de verdachte in het kader van bijzondere voorwaarden gestructureerd begeleiding krijgt en wordt geplaatst in een begeleid woonvorm.
Klinisch gedragsneuroloogDr. C. Jonker heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 16 april 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Het is waarschijnlijk dat het nietaangeboren traumatisch hersenletsel het gedrag van betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde heeft beïnvloed. Als gevolg van het hersenletsel op 11-jarige leeftijd had betrokkene cognitieve beperkingen, in het bijzonder in het executief functioneren.
Klinisch (neuro)psycholoogDr. Drs. L.E.E. Ligthart heeft een raport over de verdachte opgemaakt gedateerd 20 april 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Toerekenbaarheid
De psycholoog stelt vast dat de verdachte op gedragsniveau cognitieve beperkingen kent, waaronder traag tempo van informatieverwerking, geheugenproblemen, executief functioneren en een zwakbegaafd intelligentieniveau. De verdachte was gedurende het ten laste gelegde onder parketnummer 09/216000-20 niet in staat tot doelbewust sturen van zijn handelen, waardoor hij impulsief en gedesorganiseerd gedrag heeft vertoond. De psycholoog adviseert dan ook om bij een bewezenverklaring van (één van) die ten laste gelegde feiten het de verdachte verminderd toe te rekenen. Ten aanzien van de feiten onder parketnummer 09/303486-19 kan de psycholoog geen verband leggen omdat de verdachte die feiten ontkent.
Recidive risico en interventieadvies
Bij de verdachte is een duidelijk verhoogd risico op herhaling van het ontremd, onaangepast en agressief gedrag. Daarnaast is er sprake van slechts beperkt aanwezige beschermende factoren. Gelet daarop is de psycholoog van mening dat het risico op herhaling tevens hoog moet worden ingeschat. De psycholoog adviseert in het kader van bijzondere voorwaarden dat de verdachte wordt geplaatst in een passende beschutte woonvorm en zich laat behandelen in een forensische kliniek dat gespecialiseerd is in NAH en diabetes, waarbij bij voldoende vooruitgang ambulante behandeling mogelijk is.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekenbaarheid
Nu de conclusies van de psychiater, de neuroloog en de psycholoog gedragen worden door hun bevindingen, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens in verband waarmee hij in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Ondanks dat de rechtbank minder feiten bewezen verklaart dan waartoe de officier van justitie heeft gerequireerd geeft dat, gelet op die ernst van de feiten, geen aanleiding om een lagere straf op te leggen dan is geëist.
Nu de reclassering, psychiater en psycholoog begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Omdat de verdachte zich bereid heeft verklaard om zich aan de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering te houden en er voor de verdachte een (overbruggings)plek beschikbaar is een een forensische kliniek, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke strafdeel dat gelijk is aan het voorarrest passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals door de raadsvrouw bepleit, geen straf of maatregel op te leggen voor de ten laste gelegde mishandeling.
Uit de omstandigheid dat bij de verdachte medisch-pschychische problematiek speelt waarvoor hij nog behandeling nodig heeft en in verband met de aard en omstandigheden van de bewezenverklaarde feiten, volgt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht, een klinische opname in een zorginstelling voor de duur van maximal één jaar, vervolgens ambulante behandeling en begeleid wonen dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte ten aanzien van parketnummer 09/303486-19 het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte ten aanzien van parketnummer 09/216000-20 de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart bewezen, dat de verdachte ten aanzien van parketnummer 09/303486-19 het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
75 (vijfenzeventig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal melden bij de reclassering, Bezuidenhoutseweg 179 (2594 AH) te Den Haag, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
dat de veroordeelde zich voor de duur van maximaal één jaar, of zoveel korter als de (geneesheer-)directeur van die instelling verantwoord vindt, laat opnemen in een FPK, FPA of soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, teneinde zich te laten behandelen voor zijn psychiatrische problematiek, met bepaling dat de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven, alsook dat indien de reclassering overgang naar ambulante zorg en/of begeleid wonen wenselijk vindt, de veroordeelde meewerkt aan de indicatiestelling;
dat indien en zo lang de reclassering het wenselijk acht, de veroordeelde zich (aansluitend aan de klinische opname) laat behandelen door Fivoor of soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de reclassering, met bepaling dat de ambulante behandeling duurt gedurende de gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig acht en dat de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat indien de reclassering het (aansluitend aan de klinische opname) wenselijk acht, de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, met bepaling dat het verblijf duurt gedurende de gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig acht en dat de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de onder nummers 1 tot en met 4 genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Bonder, voorzitter,
en mrs. L. Daum en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van M. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juni 2021.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Teksten tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Ten aanzien van parketnummer 09/216000-20
1.
hij op of omstreeks 25 augustus 2020 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om op de openbare weg, te weten de Scheveningseweg (bij de tramhalte Ary van der Spuyweg), een telefoon en/of een tas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- de mond van die [naam slachtoffer 1] heeft afgedekt met zijn hand en/of
- zijn arm rond de keel van die [naam slachtoffer 1] heeft geklemd en/of die [naam slachtoffer 1] heeft gewurgd en/of
- toen die [naam slachtoffer 1] op de grond was gevallen (meerdere malen) (met kracht) tegen het (boven)lichaam en/of de benen van die [naam slachtoffer 1] heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 25 augustus 2020 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om op de openbare weg, te weten de Scheveningseweg, een telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, de telefoon van die [naam slachtoffer 2] vast te pakken en/of aan die telefoon te trekken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 09/303486-19
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 december 2019 tot en met 20 december 2019 te 's-Gravenhage (telkens) [naam slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of metzware mishandeling, door (telkens) die [naam slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga jou vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 10 december 2019 te 's-Gravenhage [naam slachtoffer 3] heeft mishandeld door één of meerdere malen (met gebalde vuist) in/tegen het gezicht van die [naam slachtoffer 3] te slaan/stompen;