Op 9 juni 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van 42 kilogram cocaïne in zijn woning. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Ter Apel. De officier van justitie, mr. I. Hoek, had gevorderd tot een gevangenisstraf van 4 jaren en 6 maanden, maar de rechtbank oordeelde anders. Tijdens de zitting op 26 mei 2021 werd vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit had bekend, maar er werd geen verweer gevoerd dat tot vrijspraak leidde.
De rechtbank concludeerde dat de verdachte op 18 november 2020 te Rotterdam opzettelijk aanwezig had gehad ongeveer 42 kilogram cocaïne, wat een overtreding van de Opiumwet opleverde. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van het feit of de verdachte uitsloten. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking was gekomen.
Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaren, wat lager was dan de eis van de officier van justitie. De rechtbank verklaarde de koffer en de vijf pgp-telefoons verbeurd, terwijl het in beslag genomen geld en de ordner met documenten aan de verdachte werden teruggegeven. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 juni 2021.