In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 april 2021 een beschikking gegeven betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene die sinds oktober 2020 toenemend psychotisch, verward, overlastgevend en zorgmijdend is. De betrokkene had eerder met ambulante zorg stabiel gefunctioneerd, maar was sinds begin 2020 niet meer tevreden over de hulpverlening, wat leidde tot een overdracht van zorg aan de huisarts. De directe aanleiding voor de opname was een incident waarbij de betrokkene met een ontbloot bovenlijf en een hamer op straat zwaaide.
De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waarbij het gedrag van de betrokkene agressie van anderen kon oproepen en de veiligheid van personen of goederen in gevaar was. De rechtbank achtte het noodzakelijk om verplichte zorg toe te passen, waaronder het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en het insluiten van de betrokkene. De officier van justitie had verzocht om voortzetting van de crisismaatregel, en de rechtbank verleende deze machtiging voor een periode van drie weken.
De rechtbank concludeerde dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig en effectief was, en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter L.R. Prins en schriftelijk uitgewerkt op 14 april 2021. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.