In deze zaak heeft de kinderrechter op 21 mei 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld tijdens een mondelinge zitting met gesloten deuren, waarbij de moeder, een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling (GI) en [naam kind] zelf aanwezig waren. De vader was opgeroepen maar is niet verschenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] op dat moment op de crisisopvang verbleef en dat er eerder al een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing was verleend op 12 mei 2021, die gold voor vier weken. De GI heeft verzocht om een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor een totale duur van twee maanden, omdat [naam kind] in de afgelopen periode twee keer was weggelopen van huis. De ouders zijn onvoldoende in staat gebleken om aan de opvoedbehoeften van [naam kind] te voldoen, wat heeft geleid tot de huidige situatie.
De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI en aangegeven dat [naam kind] te veel verantwoordelijkheid bij de vader heeft gekregen en dat er te weinig toezicht was. De kinderrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat [naam kind] kampt met een belaste voorgeschiedenis en dat er sprake is van kindeigen problematiek. De ouders zijn niet in staat gebleken om de opvoedbehoeften van [naam kind] te vervullen, wat heeft geleid tot de beslissing om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 12 juli 2021, in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind]. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.