ECLI:NL:RBROT:2021:5702

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
10/000243-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wapen- en drugsbezit met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 30 maart 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren te Curaçao en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De verdachte is beschuldigd van wapen- en drugsbezit. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van negen maanden geëist, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 31 december 2019 tot en met 31 december 2020 een vuurwapen en munitie in zijn bezit had, evenals XTC-pillen en hasjiesj. De verdachte heeft de feiten bekend en er is geen verweer gevoerd dat tot vrijspraak leidt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de feiten strafbaar zijn en dat de verdachte strafbaar is. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft in het verleden geen soortgelijke strafbare feiten gepleegd, maar er zijn aanwijzingen voor middelengebruik en psychosociale problemen. De rechtbank heeft besloten een gevangenisstraf van 210 dagen op te leggen, waarvan 110 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bijzondere voorwaarden zijn opgelegd, waaronder behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft het verzoek om voorlopige hechtenis op te heffen afgewezen, omdat de gronden en ernstige bezwaren nog steeds aanwezig zijn. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/000243-21
Datum uitspraak: 30 maart 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te Curaçao op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman J.M.A. Loevendie, advocaat te Breda.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 maart 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Verhoeven heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Voorts vordert zij dat aan de verdachte de bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 31 december 2019 tot en met 31 december 2020 te
Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Zoraki, model 906, kaliber 7.65 millimeter,
en
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie, in de zin van artikel 1, onder 4 gelet op artikel 2, lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 5 kogelpatronen, van het kaliber 7.65 millimeter
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 31 december 2020 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
46 XTC-pillen (18,4 gram)
van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst It;
3.
hij op 31 december 2020 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer)
226,07gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
2.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
3.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie. Het vuurwapen en de munitie lagen in de woning van de verdachte. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens vormt een groot gevaar voor de samenleving en houdt daardoor een onaanvaardbaar risico in voor de veiligheid van personen. De ervaring leert dat het bezit van een vuurwapen meer dan eens leidt tot het gebruik ervan, ook wanneer de bezitter van het vuurwapen zegt dit alleen ter bescherming te hebben aangeschaft.
Daarnaast heeft de verdachte in zijn woning hasjiesj en MDMA voorhanden gehad. Zowel softdrugs als harddrugs vormen een ernstige bedreiging van de volksgezondheid en bevorderen de toename van vermogens- en geweldsdelicten. Dit is maatschappelijk gezien onaanvaardbaar.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Stichting Verslavingsreclassering GGZ heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 maart 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Het betreft een 32-jarige bekennende verdachte die in het verleden eenmaal eerder in beeld kwam van justitie. De reclassering ziet op dit moment echter geen aanwijzingen voor een delictpatroon. Direct verband houdend met de verdenking zijn het middelengebruik en het psychosociaal functioneren van de verdachte. Er is sprake van jarenlang middelengebruik (cannabis) waarbij het stadium van recreatief gebruik inmiddels gepasseerd is. De verdachte probeert daarmee zijn gevoelens te onderdrukken. De reclassering heeft vermoedens van PTSS en/of depressie, diagnostiek moet hier uitsluitsel over geven. Het innemen van medicatie zou de behandeling ten goede kunnen komen. Als positieve factoren kunnen aangemerkt worden de steunende familie en partner van de verdachte, dat er sprake is van dagbesteding en dat hij open staat voor hulpverlening.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Mede gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten vindt de rechtbank enkel het opleggen van een gevangenisstraf passend. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en overweegt voorts als volgt.
Hoewel er normaal gesproken een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd voor (vuur)wapenbezit en het voorhanden hebben van drugs, ziet de rechtbank in de specifieke omstandigheden van deze zaak aanleiding om een gevangenisstraf van kortere duur en met een aanzienlijk korter onvoorwaardelijk deel op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De verdachte is in 2019 in zijn woning overvallen door een onbekende man met een vuurwapen. Verdachte heeft verklaard dat hij het wapen daarna heeft gekocht in een poging om zich veilig te voelen in zijn woning. Hij voelt zich angstig en durft (behalve voor zijn werk) niet naar buiten te gaan. Door het veelvuldig gebruik van drugs, veel te gamen en muziek te luisteren ervaart hij minder angst. Met grote hoeveelheden drugs voor eigen gebruik op voorraad in zijn woning, hoeft hij niet de straat op en kan hij andere personen vermijden, aldus de verdachte. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de oprechtheid van deze verklaring van de verdachte en acht het niet onaannemelijk dat hij het wapen en de drugs om die redenen in zijn bezit had. Evenmin is aannemelijk dat de verdachte drugs zou verhandelen. Dat laat uiteraard onverlet dat wapen- en drugsbezit zeer ernstige strafbare feiten zijn. Te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, gecombineerd met een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de raadsman is verzocht, acht de rechtbank dan ook niet passend.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. De verdachte krijgt in dit kader hulp geboden om zijn leven weer op de rit te krijgen. Het voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Door de raadsman is verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen. Nu er een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor een langere duur dan het voorarrest wordt opgelegd en de gronden en ernstige bezwaren onverkort aanwezig zijn, zal de voorlopige hechtenis niet worden opgeheven. De rechtbank wijst het verzoek dan ook af.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 210 (tweehonderdtien) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
110 (honderdtien) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich na het maken van een afspraak bij de SVG reclassering in de regio waar hij verblijft. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Tijdens het toezicht werkt de veroordeelde aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek. Hiertoe werkt de veroordeelde binnen het reclasseringstoezicht mee aan de begeleidingsmodule Stap voor Stap.
2. de veroordeelde laat zich behandelen door Antes of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De behandeling is gericht op het middelengebruik en achterliggende problematiek.
De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
3. de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen en bespreekbaar te maken. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.A. Bouter-Rijksen, voorzitter,
en mrs. D. van Dooren en F.J. Koningsveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. de Hooge, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2019 tot en met 31 december 2020 te
Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Zoraki, model 906, kaliber 7.65 millimeter,
en/of
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie, in de zin van artikel 1, onder 4 gelet op artikel 2, lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 5 kogelpatronen, van het kaliber 7.65 millimeter
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 31 december 2020 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
(ongeveer) 46 XTC-pillen (ongeveer 18,4 gram), in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en)
van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 31 december 2020 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 260,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.