In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juni 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van wapenbezit en het voorhanden hebben van valse papieren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voor het voorhanden hebben van een vuurwapen, maar sprak hem vrij van de beschuldiging van het voorhanden hebben van valse identiteitsdocumenten. De zaak kwam aan het licht toen de verdachte op 22 januari 2020 in Dordrecht werd staande gehouden vanwege een signalering met betrekking tot drugsdelicten. Tijdens de controle werd in een verborgen ruimte van zijn auto een vuurwapen en valse papieren aangetroffen. De verdachte ontkende te weten dat de papieren vals waren en verklaarde dat hij de vrouw die bij hem in de auto zat, als gunst hielp. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de papieren vals waren, en sprak hem daarom vrij van dat onderdeel van de tenlastelegging. De rechtbank benadrukte echter de ernst van het wapenbezit, dat een groot gevaar voor de samenleving vormt, en legde een gevangenisstraf op. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verleden in het criminele circuit en de bedreigingen die hij ontving, maar oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om een lichtere straf op te leggen. De rechtbank besloot ook dat de in beslag genomen auto, die was aangepast met een verborgen ruimte, aan het verkeer moest worden onttrokken.