ECLI:NL:RBROT:2021:5696

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
10/681011-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wapenbezit en vrijspraak voor het voorhanden hebben van valse papieren

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juni 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van wapenbezit en het voorhanden hebben van valse papieren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voor het voorhanden hebben van een vuurwapen, maar sprak hem vrij van de beschuldiging van het voorhanden hebben van valse identiteitsdocumenten. De zaak kwam aan het licht toen de verdachte op 22 januari 2020 in Dordrecht werd staande gehouden vanwege een signalering met betrekking tot drugsdelicten. Tijdens de controle werd in een verborgen ruimte van zijn auto een vuurwapen en valse papieren aangetroffen. De verdachte ontkende te weten dat de papieren vals waren en verklaarde dat hij de vrouw die bij hem in de auto zat, als gunst hielp. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de papieren vals waren, en sprak hem daarom vrij van dat onderdeel van de tenlastelegging. De rechtbank benadrukte echter de ernst van het wapenbezit, dat een groot gevaar voor de samenleving vormt, en legde een gevangenisstraf op. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verleden in het criminele circuit en de bedreigingen die hij ontving, maar oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om een lichtere straf op te leggen. De rechtbank besloot ook dat de in beslag genomen auto, die was aangepast met een verborgen ruimte, aan het verkeer moest worden onttrokken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/681011-20
Datum uitspraak: 16 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
verblijvende op datzelfde adres,
raadsman mr. S.L.J. Janssen, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 21 april 2020 en 2 juni 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen. De verklaring van de verdachte dat hem door de bijrijdster werd gevraagd of papieren in de verborgen ruimte in de auto mochten worden opgeborgen is geloofwaardig. Omdat het om een geheim vakje gaat, kon de verdachte redelijkerwijs vermoeden dat het valse papieren betrof, waar bovendien een foto op zat. De verdachte is gelet op de omstandigheden verantwoordelijk voor het voorhanden hebben van de valse papieren.
4.1.2.
Beoordeling
Op 22 januari 2020 te Dordrecht wordt de verdachte naar aanleiding van een signalering met betrekking tot drugsdelicten met zijn auto staande gehouden. In de auto worden in een verborgen ruimte achter het dashboardkastje op de plek die bestemd was voor de airbag een vuurwapen (feit 1) en enkele papieren aangetroffen. De papieren – een Belgisch rijbewijs, een Belgische ID-kaart en een Belgisch paspoort – blijken vals te zijn en op naam te staan van ene [naam persoon] .
Bij de politie zwijgt de verdachte ten aanzien van de aangetroffen papieren. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij de vrouw die bij hem in de auto zat in Rotterdam zou afzetten als gunst voor een vriend. De vrouw zelf zag hij die avond voor het eerst. De vrouw zou aan de verdachte hebben gevraagd of haar papieren in het verborgen vakje mochten. De verdachte ontkent voorts te hebben geweten dat de papieren vals waren.
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het ten laste gelegde en overweegt daartoe als volgt. Om tot een bewezenverklaring te komen dient bewezen te worden dat de verdachte wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat de desbetreffende papieren bestonden uit een rijbewijs, een ID-kaart en paspoort en dat hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals waren. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij wel heeft gezien dat het om “papieren” ging en dat door de voor hem onbekende vrouw werd gevraagd of haar papieren in de verborgen ruimte mochten worden opgeborgen. Onder deze omstandigheden kan worden vermoed dat de persoon in kwestie papieren wil verbergen en dat dit ook niet zonder reden is. Dit is echter onvoldoende om aan te nemen dat de verdachte daadwerkelijk wist, dan wel redelijkerwijs kon vermoeden dat het specifiek ging om een vals rijbewijs, ID-kaart en paspoort. Van het onder 2 ten laste gelegde feit zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering ten aanzien van feit 1
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft het bewezen verklaarde feit op die wijze begaan dat:
1.
hij op 22 januari 2020 te Dordrecht een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3° van die
wet in de vorm van een pistool van het merk Cz, type 75b, kaliber 9mm en munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten 15 kogelpatronen, kaliber 9mm luger, voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Feit 1
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie. Het vuurwapen en de munitie lagen in een verborgen ruimte in de auto van de verdachte. Door de verdediging is aangevoerd dat de verdachte bedreigingen ontving uit het criminele netwerk waarin hij zich voorheen bevond. Dit zou hem ertoe hebben gebracht een vuurwapen aan te schaffen. Wat daar ook van zij, dit heeft geen invloed op de strafmaat. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens vormt een groot gevaar voor de samenleving en houdt daardoor een onaanvaardbaar risico in voor de veiligheid van personen. De verdachte heeft zich zelf begeven in kringen waar wapenbezit en criminaliteit niet uitzonderlijk is. De ervaring leert dat het bezit van een vuurwapen meer dan eens leidt tot het gebruik ervan, ook wanneer de bezitter van het vuurwapen zegt dit alleen ter eigen bescherming te hebben aangeschaft.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
22 februari 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Het betreft een 41-jarige verdachte die zich in het verleden in het criminele circuit heeft begeven. Hij heeft aangegeven dit achter zich te willen laten, maar ontvangt nog bedreigingen en opdrachten uit het criminele netwerk. Dit maakt hij bespreekbaar met de toezichthouder. De verdachte lijkt zich ten aanzien van het delictgedrag sociaal wenselijk op te stellen. Als risicofactoren worden aangewezen zijn (voormalig) sociaal netwerk, het gebrek aan dagbesteding, lage inkomen (uitkering) en denkpatronen, bijvoorbeeld over de positieve kanten van vuurwapenbezit. Zijn twee dochters, waarvan één bij hem woont, en zijn relatie worden als positieve (en mogelijk beschermende) factoren aangewezen. De verdachte toont geen hulpvragen en wordt door de reclassering in staat geacht om zelfstandig zijn leven op orde te krijgen. Er worden dan ook geen bijzondere voorwaarden geadviseerd.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding gelet op de ernst van het feit. De rechtbank houdt wel rekening met de zwaardere omstandigheden (Covid-19) waaronder de verdachte de tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, daarom zal een straf worden opgelegd die lager is dan wat in de regel voor dit soort feiten wordt opgelegd. Dit neemt niet weg dat het onvoorwaardelijke strafdeel langer is dan de tijd die de verdachte tot nu toe in voorarrest heeft doorgebracht. De verdachte moet dus terug naar de gevangenis. Het is begrijpelijk dat dit een inbreuk is op het leven dat hij nu heeft opgebouwd maar dat is inherent aan het geval dat de voorlopige hechtenis kort na aanvang wordt opgeheven of geschorst. De schorsing loopt tot aan de einduitspraak. De rechtbank vindt in de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding om een langere schorsingsperiode te bepalen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen auto te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de inbeslaggenomen auto.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen personenauto (Citroën C3 met verborgen ruimte) zal worden onttrokken aan het verkeer. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat een voertuig met een geprepareerde verborgen ruimte bestemd is voor het plegen van ernstige strafbare feiten, dan wel de opsporing van dergelijke feiten te belemmeren. Het ongecontroleerde bezit van een dergelijk voertuig is in strijd is met de wet en het algemeen belang.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. Personenauto: [kentekennummer] CITROËN C3 2011- Kleur: Grijs – Goednummer: [beslagnummer] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en W.L. van der Bijl-de Jong, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 januari 2020 te Dordrecht tezamen en in verening met een ander of anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3° van die
wet in de vorm van een pistool van het merk Cz, type 75b, kaliber 9mm en/of munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten 15 kogelpatronen, kaliber 9mm luger, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 22 januari 2020 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) reisdocument(en) en/of identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten
- een paspoort met documentnummer [nummer document 1] , op naam gesteld van [naam persoon] , geboren op [nummer document 1] te [geboorteplaats] en/of
- een ID-kaart met documentnummer [nummer document 2] , op naam gesteld van [naam persoon] , geboren op [nummer document 1] te [geboorteplaats] en/of
- een rijbewijs met rijbewijsnummer [nummer rijbewijs] , op naam gesteld van [naam persoon] , geboren op [nummer document 1] te [geboorteplaats] ,
waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat deze vals of vervalst was/waren, heeft/hebben afgeleverd en/of voorhanden heeft/hebben gehad.