ECLI:NL:RBROT:2021:5686

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
C/10/610449 / KG ZA 20-1183
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop echtelijke woning in kort geding

In deze zaak, die op 18 juni 2021 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben de eisers, [persoon A] en [persoon B], een kort geding aangespannen tegen [persoon C] met als doel medewerking te verkrijgen voor de verkoop van de echtelijke woning gelegen aan [adres] te Oud-Beijerland. De man en de broer, gezamenlijk aangeduid als [persoon A] c.s., vorderden onder andere de machtiging om de woning te verkopen en dat het vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming van de vrouw voor de verkoop. De vrouw, die in reconventie vorderde om informatie over de hypotheek te ontvangen, weigerde medewerking aan de verkoop omdat zij de woning zelf wilde overnemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw financieel niet in staat is om de woning over te nemen en dat er een spoedeisend belang is voor de eisers om de woning te verkopen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [persoon A] c.s. toegewezen, met inachtneming van de inschakeling van een makelaar. De vordering in reconventie van de vrouw is afgewezen, omdat haar belang bij de informatie vervallen was. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/610449 / KG ZA 20-1183
Vonnis in kort geding van 18 juni 2021
in de zaak van

1..[persoon A] ,

wonende te [woonplaats A] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. G.E. van der Pols te Rotterdam,
2.
[persoon B],
wonende te [woonplaats B] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. G.E.C. de Waard te Zwijndrecht,
tegen
[persoon C],
wonende te [woonplaats C] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.M.L.G. de Jong te Rotterdam.
Partijen zullen hierna de man, de broer en de vrouw genoemd worden.
De man en de broer worden gezamenlijk aangeduid als [persoon A] c.s.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 januari 2021, met 5 producties;
  • de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie, met 6 producties;
  • de mondelinge behandeling op 28 januari 2021.
Na de zitting is de procedure op verzoek van partijen aangehouden om te bezien of partijen tot een minnelijke regeling konden komen. Op 26 april 2021 hebben de advocaten van de man en de broer aan de voorzieningenrechter bericht dat zij persisteren in hun vorderingen en is verzocht vonnis te wijzen. Op 30 april 2021 heeft de advocaat van de vrouw doorgegeven dat hij het contact met de vrouw is verloren en daarom geen rechtshandelingen namens de vrouw kan verrichten. De voorzieningenrechter heeft daarop een nieuwe zittingsdatum bepaald en de man en de broer bevolen om de vrouw per exploot op te roepen voor die zitting. Bij brief van 3 juni 2021 heeft de advocaat van de vrouw bericht dat hij niet op de zitting aanwezig zal zijn en heeft hij de stand van zaken namens de vrouw weergegeven. De zitting is voortgezet op 4 juni 2021, alwaar partijen hun standpunten nader hebben toegelicht.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
De man en de vrouw zijn op 16 maart 2001 met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen.
2.2.
Bij beschikking van 14 mei 2019 heeft deze rechtbank de echtscheiding tussen de man en de vrouw uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 2 september 2019 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente ‘s-Gravenhage.
2.3.
Tot de huwelijksgoederengemeenschap behoort de echtelijke woning gelegen aan het [adres] te Oud-Beijerland (hierna: de woning). In de beschikking van 14 mei 2019 heeft deze rechtbank de vorderingen van de man en de vrouw ten aanzien van de verdeling afgewezen, omdat de rechtbank geen zicht heeft kunnen krijgen op alle goederen en schulden die bij de verdeling betrokken moeten worden. Verder overweegt de rechtbank het volgende:
“(…)
3.5.7.
Wel zal de rechtbank een globale boedelbeschrijving maken naar aanleiding van het verhandelde ter zitting:
- genoemde woning is volgens de hypotheekakte gedeeltelijk eigendom van de broer van de man en gedeeltelijk eigendom van de man, ieder voor de onverdeelde helft. De vrouw is door de huwelijksgoederengemeenschap in ieder geval gerechtigd tot de helft van het deel van de man. Het aandeel van partijen valt in de (ontbonden) huwelijksgoederengemeenschap. Partijen (en volgens hen de broer van de man) zijn het erover eens dat de woning verkocht moeten worden. Tussen partijen bestaat geschil over de verdeling van de verkoopopbrengst, in die zin dat de vrouw – anders dan de man – van mening is dat de broer van de man niet mag meedelen in een overwaarde omdat hij nooit de lasten van de woning heeft voldaan. Wel hebben partijen afgesproken ter zitting dat de vrouw drie makelaars zal voorstellen aan de man, waarna hij één makelaar zal kiezen. Omdat partijen het er inmiddels over eens zijn dat de woning verkocht zal worden, wordt niet toegekomen aan het verzoek van de vrouw tot het onverdeeld laten van de woning dan wel het verzoek van de man de vrouw te veroordelen haar medewerking te verlenen aan de verkoop;
- partijen zijn het erover eens dat de omvang van de hypothecaire geldlening bij Nationale Nederlanden in augustus 2018 € 111.362,45 bedroeg;
(…)”
De rechtbank heeft verder bepaald dat de vrouw het voortgezet gebruik van de woning heeft gedurende zes maanden na de inschrijving van de beschikking.
2.4.
Op 17 september 2020 heeft de vrouw drie makelaars voorgesteld die de verkoop kunnen regelen. De man heeft daaruit een makelaar geselecteerd. Toen de makelaar contact opnam met de vrouw voor de verkoop van de woning, heeft de vrouw medegedeeld dat zij de woning niet wenst te verkopen.
2.5.
Bij e-mail van 7 december 2020 heeft de advocaat van de vrouw aan de advocaat van de broer medegedeeld dat de vrouw de woning kan verwerven onder de voorwaarde dat de broer terugtreedt als borg voor de hypotheek met betrekking tot de woning.
2.6.
Bij e-mail van 17 december 2020 aan de advocaat van de vrouw heeft de advocaat van de broer geantwoord dat de broer mede-eigenaar is van de woning, nooit borg heeft gestaan en derhalve ook recht heeft op een deel van de overwaarde van de woning.

3..Het geschil in conventie

3.1.
[persoon A] c.s. vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[persoon A] c.s. te machtigen tot het te gelde maken van de woning gelegen aan het [adres] te Oud-Beijerland en [persoon A] c.s. te machtigen om alles te doen wat redelijkerwijs noodzakelijk is om met inachtneming van een door hen in te schakelen makelaar redelijk te achten verkooptermijn en verkoopprijs tot verkoop te geraken;
te bepalen dat partijen de kosten van verkoop bij helfte delen;
te bepalen dat het vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring van de vrouw voor het in verkoop geven van de woning bij een makelaar;
te bepalen dat dit vonnis in de plaats komt van de voor eigendomsoverdracht en levering van de woning noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de vrouw;
de vrouw te veroordelen om er zorg voor te dragen dat de door [persoon A] c.s. in te schakelen makelaar telkens op eerste verzoek, met inachtneming van een termijn van 48 uur, de woning kan betreden voor het maken van foto's, het houden van bezichtigingen en al hetgeen voor een spoedige verkoop noodzakelijk is, op straffe van een dwangsom ad € 250,00 voor iedere dag dat de vrouw het vonnis op dit punt niet nakomt, althans een bedrag door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen;
de vrouw te veroordelen om er zorg voor te dragen dat, telkens als de makelaar de woning zal betreden, de woning opgeruimd en netjes is, op straffe van een dwangsom ad € 250,00 per keer dat de vrouw het vonnis op dit punt niet nakomt, althans een bedrag door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen;
de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
De vrouw voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
De vrouw vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [persoon A] c.s. hoofdelijk te veroordelen om aan de vrouw alle informatie betreffende de hypotheek bij Nationale Nederlanden ter beschikking te stellen, waaronder de sinds 2017 verschenen jaaroverzichten, met veroordeling van [persoon A] c.s. in de kosten van de procedure.
4.2.
[persoon A] c.s. voeren verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling in conventie

5.1.
De voorzieningenrechter begrijpt dat de vrouw weigert medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning aan derden, ten eerste omdat zij de woning wenst over te nemen van de man, ten tweede omdat zij het er niet mee eens is dat de broer meedeelt in de overwaarde op de woning.
5.2.
Gezien haar wens de woning over te nemen van de man, is de procedure na de zitting van 28 januari 2021 – met instemming van partijen – aangehouden, om te bezien of de vrouw de financiering voor het overnemen van de hypotheek kon realiseren en partijen er minnelijk uit konden komen. De advocaat van de vrouw heeft daarna in zijn brief van 3 juni 2021 te kennen gegeven dat het met het huidige inkomen van de vrouw het waarschijnlijk niet mogelijk is om de man te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Tijdens de voortzetting van de mondelinge behandeling heeft de vrouw geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit anders blijkt. Het wordt er daarom voor gehouden dat zij financieel niet in staat is de woning van de man over te nemen.
5.3.
Ten aanzien van het geschil tussen partijen over de verdeling van de overwaarde op de woning, wordt het volgende overwogen.
De stelling van de vrouw dat de broer alleen als borg is opgetreden bij de financiering van de woning, wordt niet ondersteund door de notariële leveringsakte en hypotheekakte die zijn overgelegd door de man. Uit de leveringsakte van 13 juni 2001 blijkt dat de man en de broer een perceel bouwterrein in Oud-Beijerland hebben gekocht tegen een bedrag van
f 160.706,90. Vervolgens kan uit de hypotheekakte van 13 juni 2001 worden afgeleid dat de man, de broer en hun vader voor de financiering van het perceel en de daarop te bouwen woning een bedrag hebben geleend van f 315.804,00, waarbij zij als zekerheidstelling een recht van eerste hypotheek hebben verleend op het gekochte perceel bouwterrein in Oud-Beijerland en het recht van tweede hypotheek op het woonhuis van de vader. In het Kadaster staan de man en de broer ook ingeschreven als zijnde de eigenaren van het perceel met de woning, ieder voor de helft. Het door de vrouw (als productie 6) overgelegde e-mailbericht van de man van 23 februari 2017, waarin de man verklaart dat de broer en de vader borg hebben gestaan voor de woning, suggereert dat partijen kennelijk een andere bedoeling hadden, maar weegt niet op tegen de in beginsel dwingende bewijskracht van de bepalingen in de notariële aktes. Op basis van de stukken moet dan ook worden aangenomen dat de man en de broer ieder voor de helft eigenaar zijn van de woning, waarbij de man zijn aandeel in de woning deelt met de vrouw door de huwelijksgemeenschap.
Los van de eigendomssituatie, kan het voor de verdeling van de gemeenschap overigens wel van belang zijn in hoeverre iedere deelgenoot daadwerkelijk heeft bijgedragen aan de hypotheekpremies en -kosten. De vrouw stelt in dat kader dat de broer nimmer heeft bijgedragen aan de woonlasten, maar dat wordt door de broer betwist. Wel staat vast – en dat blijkt ook uit de beschikking van 14 mei 2019 – dat de vrouw vanaf 2018 alleen de lasten van de woning draagt, zonder enige bijdrage van de man of de broer. Daar staat tegenover dat zij al die tijd het alleengebruik van de woning heeft gehad. Wat de inbreng van iedere deelgenoot is geweest en in hoeverre die inbreng en het al dan niet gebruik van de woning invloed hebben op hun recht op verrekening op elkaar – en in die zin effect heeft op ieders uiteindelijke aandeel in de overwaarde op de woning – kunnen in dit kort geding niet worden vastgesteld en dienen in een bodemprocedure te worden beoordeeld.
5.4.
Gezien het tijdsverloop van twee jaar sinds de echtscheidingsbeschikking kan van de man niet langer worden gevergd om in een onverdeelde gemeenschap te blijven zitten. Dat klemt temeer, nu niet gebleken is dat de vrouw de woning kan overnemen. Daarmee is het spoedeisende belang van [persoon A] c.s. bij hun vorderingen voldoende gegeven.
Ter zitting hebben partijen gesproken dat zij allen kunnen instemmen met het inschakelen van makelaarskantoor Groote Waard Makelaars & Taxateurs te Oud-Beijerland. Dat betekent dat [persoon A] c.s. op de voet van artikel 3:174 lid 1 BW zullen worden gemachtigd tot het te gelde maken van de woning en alles te doen wat redelijkerwijs noodzakelijk is om met inachtneming van de door [persoon A] c.s. in te schakelen Groote Waard Makelaars & Taxateurs redelijk te achten verkooptermijn en verkoopprijs tot verkoop te geraken.
Vorderingen 3. en 4. worden eveneens toegewezen.
5.5.
Het gevorderde onder 2. draagt een declaratoir karakter en kan daarom niet in kort geding worden toegewezen. De voorzieningenrechter geeft partijen wel mee dat het in de rede ligt dat de verkoopkosten worden gedragen naar rato van de eigendomsverhouding (hetgeen los staat van de uiteindelijk verdeling in verband met eventuele verrekeningen).
5.6.
Vorderingen 5. en 6. zullen worden toegewezen, met dien verstande dat de daaraan te verbinden dwangsom wordt beperkt.
5.7.
Nu partijen voorheen in een familie- respectievelijk affectieve relatie tot elkaar stonden, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6..De beoordeling in reconventie

6.1.
Ter zitting heeft de vrouw verklaard dat de door haar gevorderde informatie betreffende de hypotheek bij Nationale Nederlanden door haar zijn ontvangen van [persoon A] c.s. Daarmee is haar belang bij de vordering in reconventie vervallen, zodat die voor afwijzing gereed ligt.
6.2.
Ook in reconventie zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7..De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
7.1.
machtigt [persoon A] c.s. tot het te gelde maken van de woning gelegen aan het [adres] te Oud-Beijerland en alles te doen wat redelijkerwijs noodzakelijk is om met inachtneming van de door [persoon A] c.s. in te schakelen Groote Waard Makelaars & Taxateurs redelijk te achten verkooptermijn en verkoopprijs tot verkoop te geraken;
7.2.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring van de vrouw voor het in verkoop geven van de woning bij voormelde makelaar;
7.3.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats komt van de voor eigendomsoverdracht en levering van de woning noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de vrouw;
7.4.
veroordeelt de vrouw om er zorg voor te dragen dat de makelaar telkens op eerste verzoek, met inachtneming van een termijn van 48 uur, de woning kan betreden voor het maken van foto's, het houden van bezichtigingen en al hetgeen voor een spoedige verkoop noodzakelijk is, op straffe van verbeurte van een dwangsom ad € 100,00 voor iedere dag dat de vrouw deze veroordeling niet nakomt, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt;
7.5.
veroordeelt de vrouw om er zorg voor te dragen dat, telkens als de makelaar de woning zal betreden, de woning opgeruimd en netjes is, op straffe van een dwangsom ad
€ 100,00 per keer dat de vrouw deze veroordeling niet nakomt, tot een maximum van
€ 5.000,00 is bereikt;
7.6.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.7.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.8.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
7.9.
wijst de vordering af;
7.10.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken door mr. P. de Bruin op 18 juni 2021.
2091 / 1980