ECLI:NL:RBROT:2021:5685
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Omgevingsvergunning voor spoorverlenging Hoekse Lijn en de rechtsgeldigheid van de Wnb-vergunning
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 juni 2021 uitspraak gedaan over de omgevingsvergunning voor de spoorverlenging van de Hoekse Lijn nabij de Strandweg in Hoek van Holland. Eiser, wonende in Hoek van Holland, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, dat op 19 september 2019 een omgevingsvergunning heeft verleend voor de aanleg van een gedeeltelijk gesloten en een gedeeltelijk open spoorbaan. Eiser betwistte de rechtsgeldigheid van de verleende Wnb-vergunning, die door de gemeente Rotterdam was aangevraagd en verleend door de Omgevingsdienst Haaglanden. Eiser stelde dat de vergunning niet voldeed aan de voorwaarden van het bestemmingsplan en dat de natuur- en landschappelijke waarden van het nabijgelegen Natura 2000-gebied in het geding waren.
De rechtbank overwoog dat de Wnb-vergunning kan worden aangemerkt als een schriftelijk advies van een deskundige, zoals vereist door de planregels. De rechtbank oordeelde dat de verleende vergunningen, die in rechte onaantastbaar zijn, hun rechtsgevolg behouden, ook na de vernietiging van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) door de Raad van State. De rechtbank concludeerde dat de natuur- en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast door de omgevingsvergunning en dat verweerder in redelijkheid de vergunning heeft kunnen verlenen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de geldigheid van eerder verleende vergunningen, zelfs na wijzigingen in de wet- en regelgeving, en bevestigt dat de belangenafweging door de gemeente Rotterdam zorgvuldig is uitgevoerd.