ECLI:NL:RBROT:2021:5666
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens ontbreken schriftelijke machtiging door gemachtigde
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, dat op 15 oktober 2020 een omgevingsvergunning had verleend voor de verbouwing van twee woningen naar een kamerverhuurpand. De gemachtigde van eiseres diende op 24 november 2020 een bezwaarschrift in, maar verzuimde om een schriftelijke machtiging over te leggen waaruit bleek dat hij bevoegd was om namens eiseres op te treden. Het bestuursorgaan heeft de gemachtigde op 27 november 2020 gewezen op het ontbreken van deze machtiging en hem de gelegenheid gegeven om dit verzuim binnen twee weken te herstellen. Aangezien de gemachtigde dit verzuim niet tijdig heeft hersteld, heeft het bestuursorgaan het bezwaar op 17 december 2020 niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank overweegt dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een schriftelijke machtiging kan worden verlangd, tenzij het bestuursorgaan redelijkerwijs kan weten dat de gemachtigde een advocaat is. In dit geval was de gemachtigde echter geen advocaat, maar een jurist bij een rechtsbijstandsverzekeraar. De rechtbank concludeert dat het bestuursorgaan terecht heeft geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk was, omdat de gemachtigde niet aan de vereisten voldeed. De rechtbank oordeelt dat de gemachtigde niet in staat was om het verzuim tijdig te herstellen en dat het bestuursorgaan zijn bevoegdheid om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren op juiste wijze heeft toegepast. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.