ECLI:NL:RBROT:2021:5655

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
C/10/618262 / KG ZA 21-359
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over uitlatingen van een budgetbeheerder en zijn onderneming, met verbod op contact zonder professionele hulpverlener

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding dat is aangespannen door twee eisers, [eiser 1] en [eiser 2], tegen [gedaagde]. De eisers zijn betrokken bij budgetbeheer en hebben een geschil met [gedaagde] over negatieve uitlatingen die hij op internet heeft geplaatst over hun onderneming. De procedure begon met een dagvaarding op 25 mei 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 3 juni 2021. De eisers vorderen onder andere dat [gedaagde] wordt verboden om negatieve uitlatingen te doen en om contact met hen op te nemen zonder tussenkomst van een professionele hulpverlener.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] in het verleden negatieve recensies heeft geplaatst over de budgetbeheerder en dat hij deze recensies gedeeltelijk heeft aangepast na communicatie met de advocaat van de eisers. De eisers stellen dat de uitlatingen van [gedaagde] schadelijk zijn voor hun reputatie en dat zij hierdoor tijd en geld verliezen. [gedaagde] betwist dat hij onrechtmatig heeft gehandeld en stelt dat hij recht heeft op vrije meningsuiting.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen spoedeisend belang is bij het verbod op negatieve uitlatingen, omdat [gedaagde] zijn laatste negatieve recensie al drie maanden geleden heeft geplaatst. Wel is de rechter van mening dat het in het belang van alle partijen is dat [gedaagde] contact met de eisers uitsluitend via een professionele hulpverlener laat verlopen. De vordering om [gedaagde] te verbieden om contact op te nemen zonder tussenkomst van een hulpverlener is toegewezen, met een dwangsom van € 50,00 per overtreding, tot een maximum van € 1.000,00. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/618262 / KG ZA 21-359
Vonnis in kort geding van 17 juni 2021
in de zaak van

1..[eiser 1] , t.h.o.d.n. [handelsnaam] ,

kantoorhoudende te [plaats] ,
2. [eiser 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisers,
advocaat mr. M.N. Guntenaar te Utrecht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat mr. W.J. Oomkes te Vlaardingen.
Partijen worden hierna [eiser 1] , [eiser 2] en [gedaagde] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 mei 2021, met producties 1 tot en met 23,
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 en 2,
  • de aanvullende productie 24 van [eiser 1] en [eiser 2] ,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 3 juni 2021,
  • de pleitnotitie van mr. Guntenaar.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Op 9 november 2018 hebben [gedaagde] en zijn vriendin een ‘Overeenkomst Budgetbeheer voor meerpersoonshuishouden’ (hierna: de overeenkomst) gesloten met [naam budgetbheer-bedrijf] . (hierna: [naam budgetbheer-bedrijf] ). Nadien heeft [eiser 1] , die lid is van [naam budgetbheer-bedrijf] , de inkomsten en uitgaven van [gedaagde] en zijn vriendin beheerd.
2.2.
Bij brief van 4 maart 2020 heeft de advocaat van [naam budgetbheer-bedrijf] aan [gedaagde] laten weten dat [naam budgetbheer-bedrijf] de overeenkomst niet met hem wilde voortzetten, omdat [gedaagde] berichten aan [naam budgetbheer-bedrijf] had gezonden die [naam budgetbheer-bedrijf] niet passend vond. Na een gesprek met [gedaagde] en zijn hulpverlener(s) heeft [naam budgetbheer-bedrijf] de overeenkomst toch voortgezet.
2.3.
Bij e-mail van 28 juli 2020 heeft [gedaagde] aan [eiser 1] laten weten dat hij de overeenkomst per 1 september 2020 wilde beëindigen. [gedaagde] gaf aan dat zijn relatie was verbroken, zodat niet langer sprake was van een meerpersoonshuishouden. Ook liet hij weten dat zijn huur- en begeleidingsovereenkomst met Stichting Elckerlyc was beëindigd, waardoor budgetbeheer voor hem niet langer verplicht was. Omdat [gedaagde] zijn huurwoning in Vlaardingen moest verlaten en het budgetbeheer niet wilde voortzetten, heeft hij [eiser 1] gevraagd een aantal zaken te regelen en het budgetbeheer af te wikkelen.
2.4.
Bij brief van 5 augustus 2020 heeft [eiser 1] aan [gedaagde] bevestigd dat het budgetbeheer op 28 augustus 2020 eindigde.
2.5.
Op 6 oktober 2020 heeft [gedaagde] via Google reviews een negatieve recensie over [naam budgetbheer-bedrijf] op internet geplaatst. Daarin verwijt hij [naam budgetbheer-bedrijf] geld van de beheerrekening te hebben gehaald, terwijl [naam budgetbheer-bedrijf] zou hebben aangegeven niks meer met de beheerrekening te kunnen. Ook beschuldigt [gedaagde] [naam budgetbheer-bedrijf] in de recensie van leugens. Na e-mails van de advocaat van [naam budgetbheer-bedrijf] heeft [gedaagde] de recensie (gedeeltelijk) gewijzigd.
2.6.
In november 2020 heeft [gedaagde] via Google reviews drie nieuwe negatieve recensies over [naam budgetbheer-bedrijf] op internet geplaatst.
2.7.
Bij e-mail van 20 november 2020 heeft de advocaat van [naam budgetbheer-bedrijf] [gedaagde] verzocht om de reviews binnen 24 uur van internet te verwijderen. Ook kondigt zij aan een kort geding tegen [gedaagde] te zullen starten, omdat [naam budgetbheer-bedrijf] meent dat [gedaagde] steeds onjuiste berichten over [naam budgetbheer-bedrijf] op internet plaatst en aan [naam budgetbheer-bedrijf] zendt.
2.8.
Bij e-mail van 27 november 2020 heeft de advocaat van [gedaagde] aan de advocaat van [naam budgetbheer-bedrijf] bericht dat het [gedaagde] vrijstaat om zijn mening te uiten. Hoewel [gedaagde] betwist onrechtmatig te hebben gehandeld, schrijft zijn advocaat dat [gedaagde] de reviews van internet heeft afgehaald en geen verdere reviews zal plaatsen.
2.9.
Op 8 december 2020 heeft [naam budgetbheer-bedrijf] bij deze rechtbank een kort geding tegen [gedaagde] aanhangig gemaakt. Een dag voor de mondelinge behandeling, op 17 december 2020, heeft [naam budgetbheer-bedrijf] het kort geding ingetrokken. [gedaagde] heeft vervolgens aanspraak gemaakt op vergoeding van de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft [naam budgetbheer-bedrijf] bij vonnis van 21 januari 2021 veroordeeld in de proceskosten, begroot op € 818,00.
2.10.
Op 1 maart 2021 zijn de activiteiten van [naam budgetbheer-bedrijf] overgedragen aan budgetbeheerder Plangroep. Daarbij is de naam van [naam budgetbheer-bedrijf] gewijzigd in [eiser 2] . Per 1 maart 2021 houdt [eiser 1] zich onder de naam [naam advies -en consultancybedrijf] ook bezig met de administratie en advisering van particulieren en ondernemers.
2.11.
Op 3 maart 2021 heeft [gedaagde] via Google reviews de volgende review van 1 (van de 5) ster(ren) over [naam advies -en consultancybedrijf] op internet geplaatst:
“PAS OP PAS OP PAS OP bij hun”
2.12.
Na e-mails van 4, 5 en 8 maart 2021 van de advocaat van [eiser 1] heeft [gedaagde] de tekst van de recensie en later ook de ster verwijderd.
2.13.
Bij e-mail van 21 april 2021 heeft [gedaagde] een vraag gesteld aan de advocaat van [eiser 1] over een dwangbevel uit de tijd dat [naam budgetbheer-bedrijf] zijn budget beheerde. Bij e-mail van 22 april 2021 heeft de advocaat van [eiser 1] laten weten dat zij had begrepen dat [gedaagde] dit document zelf bij [eiser 1] had ingeleverd. In de hierop volgende e-mails aan de advocaat van [eiser 1] geeft [gedaagde] aan dat [eiser 1] het budgetbeheer niet op juiste wijze heeft uitgevoerd en dat hij de VARA en de TROS hierover zal informeren.
2.14.
Bij e-mail van 6 mei 2021 heeft [gedaagde] , onder bijvoeging van informatie over de ondernemingen van [eiser 1] , aan [naam advies -en consultancybedrijf] bericht:
“Goede middag
Je mag dan wel ineens weg zijn met bughet help nederland
En weer een nieuwe bedrijf oprichten maar hoe doen we het met het niet naleven van jou contract naar je cliente toe er staat duidelijk in dat je vaste laste en rekingen betaalt en geen verdere schulde zou oplopen maar tegen deel bewijst toch
Ik hen nu 1852 euro extra kosten door jou en lag maar je kent het gezegte wie het laatst lacht lacht het best
En 29 jaar en zoveel bedrijven gehad is ongelofelijk zie bijlagens is naar vara gestuurd en opgelicht en radar en naar stroomopwaarts en de gemeente
En ik snap nu wel wat je zie dat je je kop niet meer in vianenen kan laten zien en zou me kind niet aandrijven kijken met je duisteren zaakjes denk dat hij zich zal schamen als hij dit te weten komt dat je hulp behoevende mensen oplicht en mooi woord voor jou narsist”

3..Het geschil

3.1.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
[gedaagde] veroordeelt om binnen 24 uur na betekening van het vonnis ervoor zorg te dragen dat alle publiekelijke uitlatingen en/of alle berichten waarin eisers, zowel privé als in hoedanigheid van bestuurder c.q. directeur c.q. eigenaar c.q. medewerker van enige onderneming, de aan hem/hen gelieerde ondernemingen en/of diens medewerkers en/of relaties worden genoemd geheel verwijderd worden en blijven van internet en sociale media, dan wel in goede justitie een voorziening treft om een einde te maken aan de handelwijze van [gedaagde] zoals in de dagvaarding omschreven,
[gedaagde] verbiedt om verder, in welke vorm dan ook, direct en/of indirect, publiekelijk negatieve uitlatingen te (laten) doen over eisers, zowel privé als in hoedanigheid van bestuurder c.q. directeur c.q. eigenaar c.q. medewerker van enige onderneming, de aan hem/hen gelieerde ondernemingen en/of diens medewerkers en/of relaties,
[gedaagde] verbiedt om op enigerlei wijze zelf en rechtstreeks, derhalve zonder tussenkomst van een professionele hulpverlener, contact op te nemen met eisers, zowel privé als in hoedanigheid van bestuurder c.q. directeur c.q. eigenaar c.q. medewerker van enige onderneming, de aan hem/hen gelieerde ondernemingen en/of diens medewerkers en/of relaties, waaronder ook de advocaten van [naam advocatenkantoor] te Utrecht,
een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,00 dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag voor iedere keer, alsmede voor iedere dag dan wel een gedeelte daarvan dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 10.000,00 dan wel een in goede justitie te bepalen maximumbedrag,
[gedaagde] veroordeelt om aan [eiser 2] € 818,00 te betalen, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2021 dan wel per de datum van dagvaarding dan wel per de datum van dit vonnis,
[gedaagde] veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser 1] en [eiser 2] gronden hun vorderingen op onrechtmatige daad. Zij stellen dat de uitlatingen van [gedaagde] schadelijk zijn voor de eer en goede naam van [eiser 1] ( [naam advies -en consultancybedrijf] ) en [eiser 2] . Volgens eisers zijn de uitlatingen daarnaast smadelijk, lasterlijk, beledigend en bedreigend en ervaren zij deze als kwetsend en grievend. Verder stellen zij dat het veel tijd, energie en geld kost om op alle uitlatingen te reageren en in de gaten te houden of [gedaagde] nieuwe recensies op internet plaatst.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser 1] en [eiser 2] in de kosten van de procedure. [gedaagde] betwist dat [eiser 1] en [eiser 2] een spoedeisend belang hebben bij de vorderingen. Verder betwist hij dat hij met zijn uitlatingen onrechtmatig heeft gehandeld. Volgens [gedaagde] staat het hem vrij om zijn mening over [eiser 1] en [eiser 2] te uiten, te meer omdat hij vindt dat [eiser 1] ondeugdelijke werkzaamheden voor hem heeft verricht.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen onder 1 dat [gedaagde] alle publiekelijke uitlatingen en berichten waarin zij worden genoemd van internet verwijdert. Deze vordering wordt afgewezen. Niet in geschil is immers dat er op dit moment geen uitlatingen en berichten van [gedaagde] over [eiser 1] en [eiser 2] op internet staan.
4.2.
De vordering onder 2 strekt ertoe dat het [gedaagde] wordt verboden om publiekelijk negatieve uitlatingen over [eiser 1] en [eiser 2] te doen. Ook deze vordering wordt afgewezen. Nu [gedaagde] zijn laatste negatieve recensie ruim drie maanden geleden op internet heeft geplaatst, ontbreekt een spoedeisend belang bij deze vordering. Daar komt bij dat, anders dan [eiser 1] en [eiser 2] stellen, [gedaagde] niet stelselmatig recensies over [naam budgetbheer-bedrijf] / [eiser 2] en [eiser 1] / [naam advies -en consultancybedrijf] op internet plaatst, zodat ook dit geen reden vormt voor toewijzing van de vordering.
4.3.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen onder 3 dat het [gedaagde] wordt verboden om rechtstreeks contact met hen, aan hen gelieerde ondernemingen en hun medewerkers en/of relaties, waaronder hun advoca(a)t(en), op te nemen. Ter zitting heeft [gedaagde] te kennen gegeven dat hij zich in het contact richting eisers en hun advocaat minder handig heeft uitgedrukt. Volgens [gedaagde] had dit echter te maken met het wegvallen van hulp als gevolg van zijn verhuizing in september 2020 van Vlaardingen naar Hellevoetsluis. Inmiddels krijgt [gedaagde] nu in Hellevoetsluis hulp van [persoon A] .
De voorzieningenrechter maakt uit de overgelegde e-mails op dat [eiser 1] en zijn advocaat enerzijds en [gedaagde] anderzijds elkaar niet vinden in hun communicatie. Dat heeft aan beide kanten tot de nodige frustratie geleid. Daarbij heeft [gedaagde] dingen geschreven die niet passend zijn. Nu [gedaagde] weer hulp krijgt, acht de voorzieningenrechter het in het belang van alle partijen dat [gedaagde] zich nog uitsluitend via een professionele hulpverlener met [eiser 1] en [eiser 2] verstaat. Dat heeft al eerder, in maart 2020, tot positief resultaat geleid. De vordering onder 3 wordt in zoverre toegewezen. Voor het overige wordt de vordering afgewezen, omdat niet duidelijk is op welke ondernemingen, medewerkers en relaties [eiser 1] en [eiser 2] doelen en deze (rechts)personen bovendien geen partij zijn bij dit kort geding. Dat neemt echter niet weg dat de voorzieningenrechter het verstandig acht dat [gedaagde] de communicatie met de advoca(a)t(en) van [eiser 1] en [eiser 2] ook via een professionele hulpverlener laat verlopen.
4.4.
Als prikkel tot nakoming wordt aan de oplegging van het verbod een dwangsom verbonden (als gevorderd onder 4). Gelet op het summiere inkomen van [gedaagde] en de hoogte van zijn schulden (naar eigen zeggen circa € 80.000,00), wordt deze dwangsom beperkt tot een bedrag van € 50,00 voor iedere keer dat [gedaagde] zelf contact met [eiser 1] en/of [eiser 2] opneemt. Daarbij wordt de dwangsom gemaximeerd tot een bedrag van
€ 1.000,00.
4.5.
[eiser 2] vordert onder 5 (terug)betaling van de proceskostenvergoeding van
€ 818,00 van de eerdere procedure tussen partijen. Deze vordering wordt afgewezen. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat [eiser 2] (destijds [naam budgetbheer-bedrijf] ) is veroordeeld in de proceskosten, omdat zij een kort geding aanhangig had gemaakt nádat de advocaat van [gedaagde] had laten weten dat de recensies waren verwijderd en dat geen verdere reviews werden geplaatst. Het enkele feit dat [gedaagde] nadien op 3 maart 2021 nog een review heeft geplaatst, neemt niet weg dat er in december 2020 geen aanleiding bestond voor het aanhangig maken van het kort geding.
4.6.
Nu partijen over en weer in het ongelijk gesteld zijn gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd op de in de beslissing te vermelden wijze.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagde] om op enigerlei wijze zelf en rechtstreeks, zonder tussenkomst van een professionele hulpverlener, contact op te nemen met [eiser 1] en [eiser 2] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser 1] en/of [eiser 2] een dwangsom te betalen van € 50,00 voor iedere keer dat hij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 1.000,00 is bereikt,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. P. de Bruin, voorzieningenrechter, op 17 juni 2021.
[2971/1659]