In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot instemming met een schuldregeling, ingediend door verzoekster, die mogelijk gedupeerd is in de Kinderopvangtoeslagenaffaire. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij de Gemeente Rotterdam als enige schuldeiser weigerde in te stemmen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Gemeente een gering aandeel heeft in de totale schuldenlast van verzoekster en dat een ruime meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling. De rechtbank heeft ook overwogen dat verzoekster mogelijk recht heeft op een schadevergoeding van € 30.000,- als gedupeerden worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers zwaarder wegen dan die van de Gemeente, die niet heeft ingestemd met de regeling. Daarom heeft de rechtbank de Gemeente bevolen in te stemmen met de schuldregeling en de kosten van de procedure aan de Gemeente opgelegd. Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen, omdat verzoekster niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen. De rechtbank heeft bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.