ECLI:NL:RBROT:2021:5645

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juni 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
10/960337-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor het medeplegen van het opzettelijk afleveren, verstrekken en vervoeren van MDMA

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juni 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het opzettelijk afleveren, verstrekken en vervoeren van ongeveer 197 kilo MDMA. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 juni 2017 in Rotterdam betrokken was bij een georganiseerde drugstransactie, waarbij hij een cruciale rol vervulde. De verdachte heeft een bestelwagen gehuurd en heeft dozen met MDMA overgeladen naar een andere bestelwagen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de hoogte moest zijn van de inhoud van de dozen, gezien de omstandigheden van de transactie en zijn actieve betrokkenheid. De officier van justitie had aanvankelijk vrijspraak gevorderd voor het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van de MDMA, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van deze beschuldiging. De rechtbank achtte het medeplegen van het afleveren, verstrekken en vervoeren van de MDMA wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij rekening werd gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/960337-17
Datum uitspraak: 11 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] te ( [postcode verdachte] ) [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsman J. van Wijk, advocaat te Eindhoven.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 mei 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. van Doorn heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van 197 kilogram MDMA;
  • bewezenverklaring van het opzettelijk medeplegen van afleveren, verstrekken, vervoeren en aanwezig hebben van 197 kilo MDMA;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte wetenschap had van de inhoud van de dozen die hij heeft uitgeladen en heeft vervoerd. Het vereiste opzet ontbreekt dan ook. Er zijn evenmin feiten en omstandigheden aanwezig waaruit blijkt dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het gronddelict.
4.1.2.
Beoordeling
Op verzoek van de Australische autoriteiten is - in het kader van een rechtshulpverzoek betrekking hebbend op mogelijke MDMA-importen in Australië - door de Nederlandse politie een georganiseerde drugstransactie opgezet met als doel om een uitgaand transport naar Australië van 200 tot 250 kilo MDMA af te nemen van tot op dat moment onbekende Nederlandse verdachten. Bij deze transactie is gebruik gemaakt van een informant/pseudokoper van het team Werken Onder Dekmantel (WOD). Bij het WOD was bekend dat er een overdracht zou plaatsvinden van een grote hoeveelheid MDMA op het [locatie delict] , ter hoogte van perceel [nummer perceel] in Rotterdam. Op deze locatie is door een informant/pseudokoper een lege bestelwagen achtergelaten.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte op een kennelijk afgesproken tijdstip naar de afgesproken plaats aan het [locatie delict] is gegaan. Bij observaties van de politie aldaar is een door hen met NN03 aangeduide man gezien en gefotografeerd. De verdachte heeft bevestigd dat hij die persoon is. Aangekomen op het [locatie delict] is de verdachte regelrecht naar de bestelwagen van de informant/pseudokoper gelopen en kon hij direct met deze bestelwagen wegrijden. Hij is vervolgens met deze bestelwagen rechtstreeks naar een door hem gehuurde bestelwagen gereden, die een paar straten verderop op de [straatnaam] geparkeerd stond. In een paar minuten tijd heeft hij daar -met behulp van een onbekend gebleven man- een lading dozen uit de gehuurde bestelwagen overgeladen naar de bestelwagen van de informant/pseudokoper. Vervolgens is de verdachte met de bestelbus van de informant/pseudokoper weer teruggereden naar het [locatie delict] en heeft hij de bestelwagen daar -tien minuten na het eerdere vertrek- weer geparkeerd. Kort daarna is de bestelwagen opgehaald door de informant/pseudokoper en bleek deze volgeladen met 20 kartonnen dozen. Uit de rapportages van onder andere het NFI kan worden geconcludeerd dat deze dozen gevuld waren met in totaal 197 kilo MDMA.
Dat de verdachte niet zou hebben geweten dat zich de MDMA in de dozen bevond vindt de rechtbank niet aannemelijk. De politie heeft concrete informatie over de mogelijke aflevering van een hoeveelheid MDMA en één van degenen die bij die vermoedelijke aflevering verschijnt is de verdachte, die vervolgens vrijwel in zijn eentje een cruciale rol vervult. Uit de hierboven beschreven doelgerichte handelswijze van de verdachte blijkt voorts dat hij precies wist wat er moest gebeuren. Hij wist op welk tijdstip en op welke locatie hij moest zijn. Hij heeft een bus gehuurd waarin de dozen met MDMA stonden. Vanuit die bus heeft de verdachte de dozen overgeladen naar een andere auto, waarmee hij vervolgens in zijn eentje is weggereden. Uit deze gang van zaken leidt de rechtbank af dat de verdachte bekend was met de inhoud van de dozen. Deze wijze van “afleveren” past bovendien niet bij enige legale vorm van handel drijven en de verdachte komt ook niet met een alternatieve verklaring waarom hij op deze wijze gevulde dozen van de ene bus in een andere bus, die zonder bestuurder af andere inzittenden op straat moet worden opgehaald, moest laden, om die bus vervolgens weer op een zelfde plek terug te zetten. Daarbij komt dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de verdachte, zonder enige wetenschap, de beschikking zou krijgen over een dergelijke grote hoeveelheid MDMA, met een straatwaarde van bijna vier miljoen euro.
Anders dan door de raadsman is bepleit, oordeelt de rechtbank dat uit bovengenoemde feiten en omstandigheden volgt dat de verdachte wist dat er vanuit de door hem gehuurde bestelwagen MDMA werd overgeladen naar de bestelwagen van de informant/pseudokoper, zodat het opzet op het afleveren, verstrekken en vervoeren daarvan wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte zal van de ten laste gelegde uitvoer van de MDMA worden vrijgesproken omdat het dossier daarvoor onvoldoende bewijs bevat.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het afleveren, verstrekken en vervoeren van 197 kilo MDMA.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 1 juni 2017 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
opzettelijk heeft afgeleverd en verstrekt en vervoerd,
een hoeveelheid van ongeveer 197 kilogram van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 aanhef en onder B gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft samen met een ander ongeveer 197 kilo MDMA overgeladen vanuit een door hem gehuurde bestelwagen in een andere bestelwagen. Vervolgens heeft hij de synthetische drugs vervoerd naar een afgesproken plek. Uit een Australisch rechtshulpverzoek blijkt dat deze enorme hoeveelheid MDMA bestemd was voor verdere verspreiding en handel. De handel in verdovende middelen gaat vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit, niet zelden zware geweldscriminaliteit. Bovendien is MDMA een chemische harddrug, die zowel geestelijk als lichamelijk schadelijk is voor de gebruikers ervan. De productie ervan gaat gepaard met (brand- en ontploffings-) gevaarlijke situaties en is erg belastend voor leefomgeving en milieu. De verdachte is geheel aan deze gevolgen voorbij gegaan en heeft kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financieel gewin.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Voorts houdt de rechtbank, meer dan de officier van justitie heeft gedaan, rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Hij is eigenaar van een eenmanszaak in glazenwasserij en schoonmaak en is nooit eerder veroordeeld voor strafbare feiten. Ook na het plegen van het onderhavige feit, in 2017, is de verdachte niet meer met politie en justitie in aanraking geweest. Er zijn dan ook geen aanwijzingen dat het onderhavige feit meer is geweest dan een eenmalige forse misstap.
De rechtbank weegt ook mee dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. Die redelijke termijn is in de onderhavige zaak op 26 juni 2018, toen de verdachte in verzekering is gesteld, aangevangen. Tussen 26 juni 2018 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van bijna drie jaar. Er is dus sprake van een overschrijding van ongeveer een jaar. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
De rechtbank acht de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en N. Freese, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juni 2021.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 1 juni 2017 te Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft afgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van (ongeveer) 197 kilogram van een materiaal bevattende MDMA,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA,
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.