Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 15 januari 2021, met producties;
- de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde];
- het tussenvonnis van 22 februari 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
2..De vaststaande feiten
(hierna: ‘[naam]’). [eiser] heeft [gedaagde] facturen gestuurd voor zijn werkzaamheden voor een bedrag van in totaal € 4.100,00.
3..Het geschil
4..De beoordeling
Hoofdsom
5 oktober 2019, en dat de betalingstermijn 30 dagen is. [gedaagde] is dus vanaf 5 november 2019 wettelijke handelsrente verschuldigd over de factuurbedragen vanwege het uitblijven van volledige betaling. De gevorderde wettelijke rente is dan ook als onbetwist en op de wet gegrond toewijsbaar.