Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..De vordering
4..Het verweer
5..De beoordeling
6..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 mei 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en gedaagde, waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. V.J. Verhulst, vorderde om gedaagde te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde pand wegens huurachterstand. Gedaagde is niet ter zitting verschenen, waardoor de kantonrechter de feiten als erkend heeft aangenomen. Eiser heeft gesteld dat gedaagde de huur voor de maanden maart tot en met mei 2021 niet heeft betaald, wat heeft geleid tot een huurachterstand van € 2.700,-. Eiser heeft een spoedeisend belang bij de ontruiming, omdat de huurovereenkomst voor bepaalde tijd loopt tot 16 april 2022 en gedaagde zijn verplichtingen niet nakomt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar is, omdat de huurachterstand voldoende ernstig is en de ontruiming een noodzakelijke maatregel is. De kantonrechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis, in plaats van de door eiser gevorderde 3 dagen. Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering tot betaling van een contractuele boete van € 3.168,- toegewezen, omdat gedaagde de toepasselijkheid van deze boete niet heeft betwist. De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente toegewezen en gedaagde in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.