In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, gaat het om een geschil tussen ex-partners over verschillende betalingen, waaronder kosten van een leasemaatschappij en verkeersboetes. De eiseres, die een private leasecontract heeft afgesloten, vordert betaling van de gedaagde, die de auto enige tijd in zijn bezit heeft gehouden. De procedure begon met een dagvaarding op 14 september 2020, gevolgd door een mondelinge behandeling op 5 maart 2021. De kantonrechter heeft op 4 juni 2021 uitspraak gedaan.
De eiseres vordert een totaalbedrag van € 22.055,34, met een onderverdeling in verschillende posten, waaronder verkeersboetes, leasetermijnen en leningen. De gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij geen afspraken heeft gemaakt over terugbetaling. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres beoordeeld en verschillende onderdelen toegewezen, terwijl andere onderdelen zijn afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat de gedaagde € 13.198,06 aan de eiseres moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de eiseres het bedrag kan vorderen voordat de gedaagde in hoger beroep gaat.