Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[persoon A] ,
[persoon B] ,
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 14 mei 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie;
- de conclusie van repliek in conventie tevens van antwoord in reconventie;
- de conclusie van dupliek in conventie tevens van repliek in reconventie;
- het tussenvonnis van 17 september 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de ten behoeve van de mondelinge behandeling ingediende nadere producties van [persoon A] c.s.;
- de ten behoeve van de mondelinge behandeling ingediende nadere producties van [persoon C] .
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil in conventie
4..Het geschil in reconventie
5..De beoordeling
1 juli 2019 bij brief van 6 april 2019 is aangekondigd. [persoon A] c.s. heeft gemotiveerd betwist die brief te hebben ontvangen. Op grond van de ‘ontvangst-theorie’ van artikel 3:37 lid 3 BW (zie hiervoor onder 5.7) heeft de in de brief van 6 april 2019 aangekondigde huurverhoging in beginsel alleen werking als die brief [persoon A] c.s. heeft bereikt. Gelet op de betwisting door [persoon A] c.s. is het aan [persoon C] om bewijs te leveren dat de brief [persoon A] c.s. heeft bereikt. [persoon C] heeft geen daartoe strekkend bewijsaanbod gedaan zodat aan bewijslevering niet wordt toegekomen. Dit betekent dat niet vaststaat dat de brief [persoon A] c.s. heeft bereikt. Van een rechtsgeldige huurprijsverhoging per 1 juli 2019 is dus geen sprake.
1 augustus 2020 wordt gelet op wat hiervoor is overwogen eveneens afgewezen. Er bestaat bovendien geen aanleiding om aan te nemen dat [persoon A] c.s. de maandelijkse huurprijs van