ECLI:NL:RBROT:2021:5538

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
10/017390-21 / vordering TUL VV: 10/124992-18; 01/142601-19; 10/248939-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing, diefstal met geweld en verduistering in vereniging

Op 26 mei 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing, diefstal met geweld en verduistering, alle gepleegd in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangevers consistent en gelijkluidend zijn, wat de betrouwbaarheid van hun getuigenissen versterkt. De verdachte heeft op 13 november 2020 te Rotterdam samen met een medeverdachte de aangevers onder bedreiging van geweld gedwongen om hun persoonlijke bezittingen af te geven, waaronder telefoons en andere waardevolle goederen. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de tenlastelegging, maar heeft de feiten van afpersing en diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen geacht. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 432,50 aan de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde jeugddetentie gelast, die vervangen wordt door gevangenisstraf, en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in vorderingen tot tenuitvoerlegging van andere eerdere vonnissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/017390-21
Parketnummer vordering TUL VV: 10/124992-18; 01/142601-19; 10/248939-19
Datum uitspraak: 26 mei 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
verblijvende te [verblijfadres verdachte] te [verblijfplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. A.L. Kuit, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 april 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 impliciet primair en onder 3 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering heeft geadviseerd in het rapport van 14 april 2021;
  • als extra bijzondere voorwaarde een contactverbod met de medeverdachte, [naam medeverdachte] (geboren [geboortedatum medeverdachte] te [geboorteplaats medeverdachte] );
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/248939-19;
  • niet-ontvankelijkheid openbaar ministerie in de vordering tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/124992-18;
  • niet-ontvankelijkheid openbaar ministerie in de vordering tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 01/142601-19.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 1 en 2: bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft een deels bekennende verklaring afgelegd. Deze ziet op de afpersing ten laste gelegd onder 1 en de diefstal met geweld ten laste gelegd onder 2. Op basis van het dossier kan echter niet wettig en overtuigend bewezen worden het in de tenlastelegging onder 1 beschreven richten en/of zetten van een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de buik en het hoofd en/of de slaap van aangever [naam slachtoffer 1] . Datzelfde geldt voor de onder 2 ten laste gelegde bedreiging met de woorden: “Je wilt toch geen 25 cent in je lichaam. Dat is wat een kogel kost”. Hiervan dient de verdachte partieel vrijgesproken te worden.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank dient – kort gezegd – te beoordelen of de verdachte zich op 13 november 2020 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan afpersing van de aangevers [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of het met (bedreiging van) geweld wegnemen van verschillende goederen van aangever [naam slachtoffer 2] .
De verdachte heeft op 22 april 2021 over de verdenkingen onder 1 en 2 een bekennende verklaring afgelegd. Deze verklaring houdt in dat de verdachte zich op 13 november 2020 schuldig heeft gemaakt aan afpersing door beide aangevers te dwingen goederen af te geven en dat hij door middel van geweld en bedreiging van geweld goederen bij die aangevers heeft weggenomen. De verdachte heeft verklaard dat hij een alarmpistool heeft getoond en dat hij heeft gedreigd ”hem uit te halen”, waarmee hij bedoelde “slaan”. De overige geweldshandelingen en (be)dreigingen met geweld die in de tenlastelegging onder 1 en 2 beschreven staan, heeft de verdachte ontkend.
Op grond van de aangiftes en de bekennende verklaring van de verdachte acht de rechtbank de onder 1 en 2 impliciet primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Dit geldt ook voor de onderdelen van het onder 1 en 2 impliciet primair ten laste gelegde die door de verdachte worden ontkend. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Beide aangevers hebben direct na het incident aangifte gedaan. Zij geven, los van elkaar, een gelijkluidende omschrijving van de twee daders. De persoon die hen aansprak op het tijdstip van de afspraak wordt door hen omschreven als een slanke man met een negroïde uiterlijk en kort, zwart kroeshaar (de verdachte). De persoon die de ketting aanpakte van de verdachte om te kijken of deze echt was, wordt omschreven als een lange man van bijna 2 meter met lang haar tot op de schouders en een licht getint, vermoedelijk Marokkaans, uiterlijk (de medeverdachte). Beide aangevers verklaren dat ze werden meegenomen naar een hofje waarna ze beiden zagen dat de verdachte een pistool pakte. Beide aangevers verklaren dat de verdachte het pistool tegen de buik van aangever [naam slachtoffer 1] heeft gezet en “doe je jas uit” zei. Ook verklaren beide aangevers dat de verdachte zich voornamelijk bezighield met aangever [naam slachtoffer 1] en de medeverdachte met aangever [naam slachtoffer 2] . [naam slachtoffer 1] heeft gezien dat de verdachte het pistool doorlaadde en op het hoofd van [naam slachtoffer 2] zette.
De rechtbank stelt vast dat beide aangevers consistent en in de essentiële onderdelen gelijkluidend hebben verklaard. Zij ziet geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen. Anders dan de verdediging ziet de rechtbank daarin ook voldoende bewijs voor de uitvoeringshandelingen van het zetten van een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, op de buik en het hoofd van aangever [naam slachtoffer 1] en de geuite bewoordingen “Je wilt toch geen 25 cent in je lichaam. Dat is wat een kogel kost”.
4.2.
Feit 3: bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Op basis van het dossier kan het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend worden bewezen. De verdachte heeft tezamen en in vereniging onder valse voorwendselen aangever [naam slachtoffer 1] bewogen om de ketting af te geven.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft verklaard dat hij de ketting wilde kopen, dat hij aan het onderhandelen was over de prijs en kwaad werd toen bleek dat aangever [naam slachtoffer 1] die niet wilde laten zakken. Op basis van deze verklaring is er onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde te komen. Het subsidiair ten laste gelegde kan wel wettig en overtuigend bewezen worden, gelet op de verklaring van de verdachte dat hij heeft bekend dat hij de ketting heeft meegenomen en heeft weggegeven.
4.2.3.
Beoordeling
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, de oplichting. De uitvoeringshandelingen die in de tenlastelegging zijn opgenomen leveren op zichzelf bezien nog geen oplichtingshandelingen op in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Dat de verdachte al voor dat hij de betrokken ketting overhandigd kreeg van plan was deze zonder te betalen mee te nemen, kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld.
De subsidiair ten laste gelegde verduistering is wel wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangifte van [naam slachtoffer 1] en de bekennende verklaring van de verdachte.
4.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 impliciet primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt van het onder 3 primair ten laste gelegde vrijgesproken, Het onder 3 subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 13 november 2020 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van twee telefoons (beiden van het merk iPhone), een heuptas, een jas, een
telefoonhoesje, een schoolpas, een bankpas, een identiteitsbewijs en de codes
van die telefoons, toebehorend aan die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 1] ,
door
- een vuurwapen, althans een voorwerp gelijkend op een vuurwapen, te tonen en
op de buik en het hoofd van die [naam slachtoffer 1] te zetten,
- de woorden toe te voegen “doe je jas uit en je tasje af” en “je wilt toch geen 25
cent in je lichaam. Dat is wat een kogel kost.”
- een mes te tonen en met dat mes tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 2] te
slaan,
- tegen de kaak, van die [naam slachtoffer 2] te stompen,
- een vuurwapen, althans een voorwerp gelijkend op een vuurwapen, te tonen en
op het hoofd van die [naam slachtoffer 2] te zetten en
- de woorden toe te voegen “pak je telefoon”, “ik kan je nu ook shanken, geef je
telefoon”, “je weet je code wel”, en “typ het wachtwoord goed in, anders krijg je
een bullet";
2
hij op 13 november 2020 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander,
twee bankpassen, oortjes en/ een oplader,
toebehorende aan [naam slachtoffer 2] ,heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en
bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om,het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- een mes te tonen en met dat mes tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 2] te
slaan,
- tegen het hoofd, van die [naam slachtoffer 2] te stompen en
- een vuurwapen, althans een voorwerp gelijkend op een vuurwapen, te tonen en
op het hoofd van die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] te richten en te
zetten
- de woorden toe te voegen “je wilt toch geen 25 cent in je lichaam. Dat is wat een
kogel kost”, "ik kan je nu ook shanken", "typ het wachtwoord goed in, anders krijg je
een bullet", "als jullie terug komen, zullen jullie dat weten. Wij zullen jullie
opzoeken. Wij hebben mensen hier in het flatgebouw en op het plein. Wij schieten
jullie neer als jullie hier terug komen" en "hier gaan jullie naar rechts lopen en als
ik één keer help hoor, krijgen jullie een bullet", ;
3.
hij op 13 november 2020 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
een (gouden) ketting, in elk geval enig goed,
toebehorende aan [naam slachtoffer 1] ,
en welk goed verdachte en zijn mededader anders dan door misdrijf onder zich
hadden, te weten als houder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of misslagen verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of die diefstal gemakkelijk te maken of om het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer personen;
feit 3: medeplegen van verduistering.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een medeverdachte schuldig gemaakt aan afpersing, diefstal met geweld en verduistering. Hij heeft met de medeverdachte de slachtoffers met geweld en bedreiging met fors geweld, gedwongen hun spullen af te geven en deels afgepakt. Met name de bedreiging met een vuurwapen, of iets wat daar op leek, rekent de rechtbank hem zwaar aan. Het wapen is tegen de buik van één van de slachtoffers en de hoofden van beiden gezet. De slachtoffers dachten dat de verdachte hen daadwerkelijk iets wilde aandoen en vreesden voor hun leven. De verdachte heeft beide jongen doodsangst aangejaagd, een ernstige inbreuk gemaakt op hun persoonlijke integriteit en hen bovendien materiële schade bezorgd door hun spullen af te nemen. Dit alles vond plaats op straat en heeft daarmee bijgedragen aan de bestaande gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 maart 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensfeiten en in 2017 ook voor een strafroof.
7.2.2.
Rapportages
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van 14 april 2021. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in:
De jeugdreclasseerder heeft de verdachte langere tijd onder toezicht. De laatste tijd laat hij een meer positieve ontwikkeling zien. Hij komt afspraken beter na, ook met hulpverlening. Hij woonde een paar weken in RIBW van het LdH (JongLeren) voordat hij werd opgepakt en hij had, na een periode van werken en uitkering (bijstand), een volledig inkomen uit betaald werk bij [naam bedrijf] . Daarnaast had hij behandeling bij Fivoor en bewindvoering. De jeugdreclasseerder vindt het nodig dat reclasseringstoezicht in volwassen kader wordt voortgezet met meldplicht, behandeling ambulant door Fivoor, plaatsing in een RIBW, bij voorkeur in JongLeren. Het recidiverisico is hoog en de reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden meldplicht, behandeling Fivoor, begeleid wonen, meewerken aan schuldsanering en controle op middelen gebruik, inspannen voor betaald werk en meewerken aan traject “Stap voor Stap”.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank ook acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De officier van justitie heeft op de zitting gevorderd dat ook als voorwaarde een contactverbod met de medeverdachte wordt opgelegd. De rechtbank ziet daartoe echter geen gronden.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank ook nog het volgende betrokken. Deze zaak is ter terechtzitting gelijktijdig behandeld met de zaak tegen verdachte onder parketnummer 10/730044-20. Het had in de rede gelegen beide zaken te voegen, welke voeging echter stuitte op beletselen van technische aard die samenhangen met de verschillende wijzen van dossierbeheer (GPS en Compas). De officier van justitie heeft in beide strafzaken afzonderlijk een gevangenisstraf gevorderd. De rechtbank zal dan ook in beide zaken afzonderlijk straffen opleggen, maar de zaken zijn wel als één geheel beschouwd en de straffen zijn dan ook als zodanig vastgesteld. De verdachte is door het niet kunnen voegen van de zaken daarmee niet in zijn belangen geschaad.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 2] ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 797,50 aan materiële schade, bestaande uit:
  • € 7,50 voor het aanschaffen van een nieuwe pinpas;
  • € 415,00 gemaakte kosten voor de iPhone X;
  • € 350,00 voor de iPhone 8;
  • € 25,00 voor de iPhone oplader.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering kan worden toegewezen met dien verstande dat het toe te wijzen bedrag voor de iPhone dient te worden geschat op een bedrag van € 350,00. Het totale toe te wijzen bedrag komt dan op € 732,50. De aansprakelijkheid voor de schade dient hoofdelijk aan de verdachte en de medeverdachte opgelegd te worden, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
Wat betreft de kosten voor de aanschaf van een nieuwe pinpas refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
De iPhone oplader wordt niet genoemd in de tenlastelegging. Van de iPhone 10 zit een factuur bij de vordering, maar deze ontbreekt voor de iPhone 8. De vordering is verder niet of slecht ingevuld. De factuur die is bijgevoegd staat niet op naam van de aangever. Om deze redenen dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de benadeelde deels is onderbouwd, zal de vordering als volgt worden toegewezen.
De gevorderde bedragen betreffende de pinpas en de oplader worden toegewezen. De omvang van de schade geleden als gevolg van het wegnemen van de twee telefoons wordt naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid geschat op een bedrag van € 200,00 per telefoon. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
Nu de verdachte de strafbare feiten samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 13 november 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 432,50, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Vordering tenuitvoerlegging

Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd

Parketnummer 10/248939-19
Bij vonnis van 11 februari 2020 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 134 dagen met aftrek van voorarrest waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 25 februari 2020.
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel gevorderd. De rechtbank zal die vordering toewijzen omdat de verdachte in de proeftijd een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd. Verdachte is inmiddels ouder dan achttien jaar en de rechtbank ziet geen aanleiding de tenuitvoerlegging in de vorm van jeugddetentie te laten plaats hebben. Zij zal dan ook de vervanging van de jeugddetentie door gevangenisstraf gelasten.
Conform de vordering ter zitting van de officier van justitie zal zij in haar vorderingen tot
tenuitvoerlegging in de zaken met de parketnummers 10/124992-18 en 01/142601/19
niet-ontvankelijk worden verklaard.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 47, 57, 312, 317, 321 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 impliciet primair en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 21 (eenentwintig) maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij het ingaan van de proeftijd na afspraak bij Antes-reclassering op het adres: Marconistraat 2 in Rotterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde zal zich laten behandelen door Fivoor forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk na ingang van de proeftijd en zou voortzetting inhouden van de voor detentie lopende behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zal verblijven in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, indien mogelijk in JongLeren van het Leger des Heils, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan detentie. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt het meewerken aan bewindvoering. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
5. de veroordeelde zal meewerken aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek. Hiertoe werkt veroordeelde binnen het reclasseringstoezicht mee aan de begeleidingsmodule Stap voor Stap;
6. de veroordeelde zal zich inspannen om betaald werk te verkrijgen en te behouden, zo nodig met ondersteuning van een jobcoach;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van
€ 432,50 (zegge: vierhonderdtweeëndertig euro en vijftig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 2] te betalen
€ 432,50(hoofdsom,
zegge: vierhonderdtweeëndertig euro en vijftig cent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 november 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien betaling uitblijft
gijzelingkan worden toegepast voor maximaal
8 dagen; de toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 90 dagen, van de bij vonnis van 11 februari 2020 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde jeugddetentie; bepaalt dat deze jeugddetentie wordt vervangen door gevangenisstraf;
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 15 januari 2019 van de kinderrechter van deze rechtbank in de zaak met parketnummer: 10/124992-18 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie;
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 20 september 2019 van de Politierechter van de rechtbank Oost-Brabant in de zaak met parketnummer: 01/142601-19 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke werkstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. den Dekker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 13 november 2020 te Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld
[naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van
twee telefoons (beiden van het merk iPhone), een heuptas, een jas, een
telefoonhoesje, een schoolpas, een bankpas, een identiteitsbewijs en/of de codes
van die telefoons, in elk geval enig goed en/of gegevens, dat geheel of ten dele aan
die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] toebehoorde,
door
- een vuurwapen, althans een voorwerp gelijkend op een vuurwapen, te tonen en/of
op de buik, hoofd en/of slaap van die [naam slachtoffer 1] te richten en/of te zetten,
- de woorden toe te voegen “doe je jas uit en je tasje af” en/of “je wilt toch geen 25
cent in je lichaam. Dat is wat een kogel kost.”
- een mes te tonen en/of (met dat mes) tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 2] te
slaan,
- tegen de kaak, althans het hoofd, van die [naam slachtoffer 2] te stompen,
- een vuurwapen, althans een voorwerp gelijkend op een vuurwapen, te tonen en/of
op de buik, hoofd en/of slaap van die [naam slachtoffer 2] te richten en/of te zetten en/of
- de woorden toe te voegen “pak je telefoon”, “ik kan je nu ook shanken, geef je
telefoon”, “je weet je code wel”, en/of “typ het wachtwoord goed in, anders krijg je
een bullet";
2
hij op of omstreeks 13 november 2020 te Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
twee bankpassen, oortjes en/of een oplader,
in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan
het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- een mes te tonen en/of (met dat mes) tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 2] te
slaan,
- tegen de kaak, althans het hoofd, van die [naam slachtoffer 2] te stompen en/of
- een vuurwapen, althans een voorwerp gelijkend op een vuurwapen, te tonen en/of
op de buik, hoofd en/of slaap van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] te richten en/of te
zetten
- de woorden toe te voegen “je wilt toch geen 25 cent in je lichaam. Dat is wat een
kogel kost”, "ik kan je nu ook shanken", "typ het wachtwoord goed in, anders krijg je
een bullet", "als jullie terug komen, zullen jullie dat weten. Wij zullen jullie
opzoeken. Wij hebben mensen hier in het flatgebouw en op het plein. Wij schieten
jullie neer als jullie hier terug komen" en/of "hier gaan jullie naar rechts lopen en als
ik één keer help hoor, krijgen jullie een bullet", althans woorden van gelijke
bedreigende aard en/of strekking;
3
hij op of omstreeks 13 november 2020 te Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
een (gouden) ketting, door
- te reageren op de marktplaatsadvertentie van die [naam slachtoffer 1] ,
- zich voor te doen als een bonafide koper van die ketting,
- met die [naam slachtoffer 1] af te spreken op de Doorbraak 13 te Rotterdam (hetgeen niet het
adres van verdachte en/of zijn mededader is),
- tegen die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] te zeggen dat hij nog moest pinnen,
- te vragen mee te lopen om te gaan pinnen en/of (vervolgens)
- niet te betalen voor die ketting;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 november 2020 te Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een (gouden) ketting, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich
hadden, te weten als houder,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.