ECLI:NL:RBROT:2021:5536

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
10/017411-21; 10/068011-20 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing, diefstal met geweld en verduistering in Rotterdam

Op 26 mei 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die op 13 november 2020 samen met een medeverdachte een straatroof heeft gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangevers consistent en betrouwbaar zijn, wat heeft geleid tot de bewezenverklaring van afpersing en diefstal met geweld. De verdachte heeft de slachtoffers onder bedreiging van geweld gedwongen tot de afgifte van hun bezittingen, waaronder mobiele telefoons en andere persoonlijke goederen. Daarnaast is de verdachte ook veroordeeld voor mishandeling en vernieling in een andere zaak, waarbij hij zijn ex-vriendin heeft getrapt en haar telefoon heeft vernield. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 20 maanden opgelegd, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/017411-21; 10/068011-20 (gev. ttz)
Datum uitspraak: 26 mei 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. W.B.O. van Soest, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 april 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De teksten van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. J.B. Wooldrik, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 impliciet primair en onder 3 primair ten laste gelegde (parketnummer 10/017411-21);
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde (parketnummer 10/068011-20);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport van 17 maart 2021;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.

4..Waardering van het bewijs

Parketnummer 10/017411-21

4.1.
Feit 1 en 2: bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Gelet op de ontkenning van de verdachte en op basis van het procesdossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte tezamen en in vereniging met medeverdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De verdachte kan niet worden herkend op foto’s van camerabeelden van de [straatnaam 1] van vlak voor de roofoverval, De verdachte heeft verklaard dat hij op 13 november 2020 bij de medeverdachte thuis was. Er zijn echter geen camerabeelden waarop te zien is dat de verdachte vlak voor het delict de woning van de medeverdachte heeft verlaten en richting de plaatst delict is gelopen.
Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte aangever [naam slachtoffer 1] met een mes op het hoofd heeft geslagen. Voor die geweldshandeling dient partieel vrijspraak te volgen voor feit 1 en 2.
4.1.2.
Beoordeling
Uit de aangiftes van [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 1] en de bekennende verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte] volgt dat op 13 november 2020 de straatroof, zoals onder feit 1 en 2 ten laste gelegd, heeft plaatsgevonden. De vraag die nu voorligt is of de verdachte de andere persoon is geweest met wie [naam medeverdachte] deze straatroof heeft gepleegd.
De verdachte heeft verklaard dat hij op 13 november 2020 op bezoek was bij [naam medeverdachte] . Hij herkent zichzelf op de foto’s van camerabeelden van kort na de beroving, aan de [straatnaam 2] , waar hij op bezoek was bij [naam medeverdachte] .
Van camerabeelden van de [straatnaam 1] , 5 minuten vóór de beroving, beschrijft verbalisant twee personen in een portiek, die qua kleding en lengteverschil passen in de beschrijving van de personen van de beelden van de [straatnaam 2] . Kort voor het moment dat deze personen de portiek verlaten is er telefooncontact geweest tussen aangever [naam slachtoffer 1] en de telefoon van [naam medeverdachte] . [naam slachtoffer 1] hoort hem zeggen dat ze er aan komen en even later ziet hij de daders komen vanuit de kant van de [straatnaam 1] . De verdachte en [naam medeverdachte] passen vervolgens in de beschrijvingen die beide aangevers van de beide daders hebben gegeven: een negroïde man ( [naam medeverdachte] ) en een langere, licht getinte man, vermoedelijk Marokkaans, met lang zwart haar tot op de schouders. Gelet op deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, kan het niet anders zijn dan dat het de verdachte is die samen met [naam medeverdachte] , bij wie hij die middag op bezoek was, aldaar arriveert en vervolgens met [naam medeverdachte] de beroving pleegt.
De rechtbank stelt voorts vast dat beide aangevers consistent en op de essentiële onderdelen gelijkluidend hebben verklaard. Zij ziet geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen. Anders dan de verdediging ziet de rechtbank daarin ook voldoende bewijs voor het door de verdachte met het mes op het hoofd van [naam slachtoffer 1] slaan.
Uit de aangiftes volgt verder genoegzaam dat bij de beroving sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [naam medeverdachte] , zodat medeplegen van de beroving, feiten 1 en 2, bewezen kan worden geacht.
4.2.
Feit 3: bewijswaardering
4.2.1.
Beoordeling
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair ten laste gelegde feit, de oplichting. De uitvoeringshandelingen die in de tenlastelegging zijn opgenomen leveren op zichzelf bezien nog geen oplichtingshandelingen op in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Dat de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] , al voor dat [naam medeverdachte] de betrokken ketting overhandigd kreeg, van plan waren deze zonder te betalen mee te nemen, kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld.
De rechtbank is van oordeel dat de subsidiair ten laste gelegde verduistering wel wettig en overtuigend kan worden bewezen. Aangever [naam slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 13 november 2020 de ketting aan de medeverdachte heeft gegeven. Ook heeft hij verklaard dat de medeverdachte ( [naam medeverdachte] ) de ketting aan de verdachte heeft gegeven en dat die met een vuurtje heeft gecontroleerd of de ketting wel echt was. De ketting is vervolgens niet meer terug gegeven aan aangever en er is evenmin voor betaald. [naam medeverdachte] , de medeverdachte, heeft verklaard dat hij de ketting heeft meegenomen en heeft weggegeven. Ook hierbij blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking van de verdachte met [naam medeverdachte] . Het medeplegen van verduistering kan dan ook bewezen worden geacht.
4.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 impliciet primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt van het primair onder 3 ten laste gelegde vrijgesproken. Het subsidiair onder 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 10/068011-20
4.4.
Feit 1: partiële vrijspraak
4.4.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden aan de hand van de aangifte en de getuigenverklaringen.
4.4.2.
Standpunt verdediging
Gelet op de ontkenning van de verdachte kan het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen worden. Daarbij heeft de verdediging een e-mailbericht van 24 april 2021 overlegd waarin aangeefster [naam slachtoffer 3] laat weten dat zij haar aangifte wil intrekken.
4.4.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte erkent dat hij op 15 maart 2020 ruzie had met zijn ex-vriendin, dat hij haar heeft geduwd waardoor ze is gestruikeld en verkeerd heeft gehandeld.
De verklaring van aangeefster dat de verdachte haar tegen haar linkerbeen heeft getrapt, vindt steun in de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] . In zoverre is de mishandeling bewezen. Van het bij de schouders pakken blijkt onvoldoende uit het dossier en daarvan zal de verdachte worden vrijgesproken.
4.5.
Feit 2: bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend en er is geen vrijspraak bepleit. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.6.
Conclusie
Van feit 1 wordt de verdachte partieel vrijgesproken. Feit 2 is wettig en overtuigend bewezen.
4.7.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/017411-21 onder 1 en 2 impliciet primair en 3 subsidiair en onder parketnummer 10/068011-20 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/068011-20 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft het bewezen de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/017411-21
1.
hij op 13 november 2020 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van twee telefoons (beiden van het merk iPhone), een heuptas, een jas, een
telefoonhoesje, een schoolpas, een bankpas, een identiteitsbewijs en de codes
van die telefoons, toebehorende aan die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] ,
door
- een vuurwapen, althans een voorwerp gelijkend op een vuurwapen, te tonen en
op de buik en het hoofd van die [naam slachtoffer 2] te zetten,
- de woorden toe te voegen “doe je jas uit en je tasje af” en “je wilt toch geen 25
cent in je lichaam. Dat is wat een kogel kost.”
- een mes te tonen en met dat mes tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] te
slaan,
- tegen de kaak, van die [naam slachtoffer 1] te stompen,
- een vuurwapen, althans een voorwerp gelijkend op een vuurwapen, te tonen en
op het hoofd en slaap van die [naam slachtoffer 1] te zetten en Ik heb niet mee-gestreept in raadkamer, dus ik weet niet meer precies hoe we het hadden bedacht, maar de zin liep op deze manier in ieder geval niet lekker, dus ik heb een suggestie gedaan.
- de woorden toe te voegen “pak je telefoon”, “ik kan je nu ook shanken, geef je
telefoon”, “je weet je code wel”, en “typ het wachtwoord goed in, anders krijg je
een bullet";
2.
hij op 13 november 2020 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander,
twee bankpassen, oortjes en/ een oplader,
toebehorende aan [naam slachtoffer 1] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en
bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een mes te tonen en met dat mes tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] te
slaan,
- tegen het hoofd, van die [naam slachtoffer 1] te stompen en
- een vuurwapen, althans een voorwerp gelijkend op een vuurwapen, te tonen en
op het hoofd en de slaap van die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 1] te richten en te
zetten
- de woorden toe te voegen “je wilt toch geen 25 cent in je lichaam. Dat is wat een
kogel kost”, "ik kan je nu ook shanken", "typ het wachtwoord goed in, anders krijg je
een bullet", "als jullie terug komen, zullen jullie dat weten. Wij zullen jullie
opzoeken. Wij hebben mensen hier in het flatgebouw en op het plein. Wij schieten
jullie neer als jullie hier terug komen" en "hier gaan jullie naar rechts lopen en als
ik één keer help hoor, krijgen jullie een bullet" ;
3.
hij op 13 november 2020 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk een (gouden) ketting, in elk geval enig goed,
toebehorende aan [naam slachtoffer 2] ,
en welk goed verdachte en zijn mededader anders dan door misdrijf onder zich
hadden, te weten als houder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Parketnummer 10/068011-20
1.
hij op 15 maart 2020 te Rotterdam
[naam slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 3]
- tegen haar been te trappen;
2.
hij op 15 maart 2020 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk
een mobiele telefoon, die aan [naam slachtoffer 3] toebehoorde,
heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
parketnummer 10/017411-21
feit 1: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of die diefstal gemakkelijk te maken of om het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer personen;
feit 3: medeplegen van verduistering.
parketnummer 10/068011-20
feit 1: mishandeling;
feit 2: vernieling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een medeverdachte schuldig gemaakt aan afpersing, diefstal met geweld en verduistering. Hij heeft met de medeverdachte de slachtoffers, met geweld en bedreiging met fors geweld, gedwongen hun spullen af te geven en deels van hen afgepakt. De medeverdachte heeft daarbij een vuurwapen, of iets dat daar op leek, op hoofd en buik gezet en ook de verdachte heeft zich bepaald niet onbetuigd gelaten door onder andere een mes te tonen en daarmee één van de slachtoffers tegen het hoofd te slaan. De beide jongens is doodsangst aangejaagd en er is op ernstige wijze inbreuk gemaakt op hun
persoonlijke integriteit. Bovendien hebben ze materiële schade geleden doordat hun spullen zijn afgenomen. Dit alles vond plaats op straat en heeft daarmee bijgedragen aan de bestaande gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Daarnaast heeft de verdachte in een ruzie zijn ex-vriendin pijn gedaan door haar tegen haar been te trappen. In die zelfde ruzie heeft hij ook haar telefoon vernield. De verdachte toont zo doende ook hier geen respect voor de lichamelijke integriteit en eigendommen van een ander.
De rechtbank rekent de verdachte dit handelen in beide situaties zeer aan.
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 maart 2021, waaruit blijkt dat de verdachte in 2017 ook is veroordeeld voor een straatroof.
7.2.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 maart 2021. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in:
De ontkenning van de verdachte maakt dat de reclassering in concluderende zin geen goede inschatting kan maken van wat er mogelijk ten grondslag heeft gelegen aan het ernstige feit waar hij van wordt verdacht.
Mocht de verdachte schuldig worden bevonden dan is het delict gepleegd in een periode waarin er sprake was van een onstabiele situatie: de verdachte had geen huisvesting, dagbesteding of stabiel inkomen. Verder lijkt in dat geval de omgang met criminele vrienden een risico-verhogende factor te zijn.
Voorafgaand aan zijn aanhouding had de verdachte al een aantal stappen in de goede richting gezet: hij verbleef bij de [naam stichting] ( [afkorting naam stichting] ), nam deel aan dagbesteding, ontving een uitkering en was aangemeld bij de Kredietbank vanwege zijn schuldenlast. De verdachte was (en is) gemotiveerd om zijn leven op orde te krijgen. Van belang is dat bovengenoemde zaken wederom opgestart gaan worden en dat hij hierbij begeleiding van de reclassering ontvangt.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering (na afspraak);
  • ambulante behandeling;
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • contactverbod met de medeverdachte;
  • inspanningsverplichting voor het op orde krijgen en behouden van praktische zaken;
  • inspanningsverplichting voor het meewerken aan de HIT-aanpak.
De reclassering adviseert dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank ook acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte een contactverbod met de mededader op te leggen. Tevens ziet de rechtbank geen aanleiding om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 1] ter zake van de onder parketnummer 10/017411-21 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 797,50 aan materiële schade, bestaande uit:
  • € 7,50 voor het aanschaffen van een nieuwe pinpas;
  • € 415,00 gemaakte kosten voor de iPhone X;
  • € 350,00 voor de iPhone 8;
  • € 25,00 voor de iPhone oplader.
Ook heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 3] ter zake van het onder parketnummer 10/068011-20 ten laste gelegde feit 2. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 265,00 aan materiële schade, bestaande uit:
  • € 250,00 voor een vernielde telefoon
  • € 15,00 voor een vernielde tas.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering van [naam slachtoffer 1] kan worden toegewezen met dien verstande dat het toe te wijzen bedrag betreffende de iPhone 8 dient te worden geschat op een bedrag van € 350,00. Het totale toe te wijzen bedrag komt dan op € 732,50. De aansprakelijkheid voor de schade dient hoofdelijk aan de verdachte en de medeverdachte opgelegd te worden, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering ingediend door benadeelde partij [naam slachtoffer 3] is niet-ontvankelijk.
8.2.
Standpunt verdediging
De vordering ingediend door benadeelde partij [naam slachtoffer 1] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard gezien de bepleite vrijspraak.
De vordering ingediend door de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard gezien de e-mail waarin mevrouw [naam slachtoffer 3] aangeeft haar aangifte in te willen trekken.
8.3.
Beoordeling
Benadeelde partij [naam slachtoffer 1]
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder parketnummer 10/017411-21 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de benadeelde deels is onderbouwd, zal de vordering als volgt worden toegewezen.
De gevorderde bedragen betreffende de pinpas en de oplader worden toegewezen. De omvang van de schade geleden als gevolg van het wegnemen van de twee telefoons wordt naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid geschat op een bedrag van € 200,00 per telefoon. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
Nu de verdachte de strafbare feiten samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij voor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 13 november 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Benadeelde partij [naam slachtoffer 3]
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder parketnummer 10/068011-20 bewezenverklaarde feiten rechtsreeks materiële schade is toegebracht en nu de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet voldoende gemotiveerd is weersproken, zal de vordering als volgt worden toegewezen.
De als gevolg van de vernieling van de telefoon geleden schade wordt naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid geschat op een bedrag van € 200,00. Voor de gestelde schade aan de tas is geen onderbouwing voor handen. Voor het overige wordt de vordering dan ook afgewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 maart 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van € 432,50, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] een schadevergoeding betalen van € 200,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 300, 312, 317, 321, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10/017411-21 onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10/017411-21 onder 1 en 2 impliciet primair en onder 3 subsidiair ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/068011-20 onder 1 en 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang als de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met betrokkene opnemen voor de eerste afspraak;
2. de veroordeelde zal zich laten behandelen door forensisch psychiatrische polikliniek de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zal verblijven in een woonvorm van de [naam stichting] ( [afkorting naam stichting] ) of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo spoedig mogelijk. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. de veroordeelde zal zich inspannen voor het op orde krijgen en behouden van de praktische zaken, waaronder: financiële situatie en dagbesteding. Veroordeelde werkt mee aan doorverwijzing naar een passende instantie indien dit door de reclassering nodig wordt geacht;
5. de veroordeelde zal zich inspannen voor het meewerken aan de HIT-aanpak.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 432,50 (zegge: vierhonderdtweeëndertig euro en vijftig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 1] te betalen
€ 432,50(hoofdsom,
zegge: vierhonderdtweeëndertig euro en vijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 november 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien betaling uitblijft
gijzelingkan worden toegepast voor maximaal
8 dagen; de toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van
€ 200,00 (zegge: tweehonderd euro), bestaande uit materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 3] te betalen
€ 200,00(hoofdsom,
zegge: tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien betaling uitblijft gijzeling kan worden toegepast voor maximaal 4 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. den Dekker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/017411-21
1.
hij op of omstreeks 13 november 2020 te Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van
twee telefoons (beiden van het merk iPhone), een heuptas, een jas, een
telefoonhoesje, een schoolpas, een bankpas, een identiteitsbewijs en/of de codes
van die telefoons, in elk geval enig goed en/of gegevens, dat geheel of ten dele aan
die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] toebehoorde,
door
- een vuurwapen, althans een voorwerp gelijkend op een vuurwapen, te tonen en/of
op de buik, hoofd en/of slaap van die [naam slachtoffer 2] te richten en/of te zetten,
- de woorden toe te voegen “doe je jas uit en je tasje af” en/of “je wilt toch geen 25
cent in je lichaam. Dat is wat een kogel kost.”
- een mes te tonen en/of (met dat mes) tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] te
slaan,
- tegen de kaak, althans het hoofd, van die [naam slachtoffer 1] te stompen,
- een vuurwapen, althans een voorwerp gelijkend op een vuurwapen, te tonen en/of
op de buik, hoofd en/of slaap van die [naam slachtoffer 1] te richten en/of te zetten en/of
- de woorden toe te voegen “pak je telefoon”, “ik kan je nu ook shanken, geef je
telefoon”, “je weet je code wel”, en/of “typ het wachtwoord goed in, anders krijg je
een bullet";
2.
hij op of omstreeks 13 november 2020 te Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
twee bankpassen, oortjes en/of een oplader,
in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan
het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- een mes te tonen en/of (met dat mes) tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] te
slaan,
- tegen de kaak, althans het hoofd, van die [naam slachtoffer 1] te stompen en/of
- een vuurwapen, althans een voorwerp gelijkend op een vuurwapen, te tonen en/of
op de buik, hoofd en/of slaap van die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] te richten en/of te
zetten
- de woorden toe te voegen “je wilt toch geen 25 cent in je lichaam. Dat is wat een
kogel kost”, "ik kan je nu ook shanken", "typ het wachtwoord goed in, anders krijg je
een bullet", "als jullie terug komen, zullen jullie dat weten. Wij zullen jullie
opzoeken. Wij hebben mensen hier in het flatgebouw en op het plein. Wij schieten
jullie neer als jullie hier terug komen" en/of "hier gaan jullie naar rechts lopen en als
ik één keer help hoor, krijgen jullie een bullet", althans woorden van gelijke
bedreigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 13 november 2020 te Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
een (gouden) ketting, door
- te reageren op de markplaatsadvertentie van die [naam slachtoffer 2] ,
- zich voor te doen als een bona fide koper van die ketting,
- met die [naam slachtoffer 2] af te spreken op de [adres] te Rotterdam (hetgeen niet het
adres van verdachte en/of zijn mededader is),
- tegen die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] te zeggen dat hij nog moest pinnen,
- te vragen mee te lopen om te gaan pinnen en/of (vervolgens)
- niet te betalen voor die ketting;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 november 2020 te Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een (gouden) ketting, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich
hadden, te weten als houder,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Parketnummer 10/068011-20
1.
hij op of omstreeks 15 maart 2020 te Rotterdam
[naam slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 3]
- tegen haar been te trappen en/of
- bij haar schouder vast te pakken;
2.
hij op of omstreeks 15 maart 2020 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk
een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te
weten aan [naam slachtoffer 3] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.