ECLI:NL:RBROT:2021:5533

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
10/742003-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval en onverzekerd rijden in Rotterdam

Op 15 april 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 11 december 2018 in Rotterdam betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte heeft zich als bestuurder van een motorrijtuig zodanig gedragen dat hij een aan zijn schuld te wijten ongeval heeft veroorzaakt. Hij heeft met hoge snelheid gereden, een rood verkeerslicht genegeerd en is over het trottoir gereden om aan de politie te ontkomen. Dit leidde tot een aanrijding met een motorrijdster, die zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een gebroken onderbeen en een gebroken duim. De verdachte heeft beide feiten bekend en is veroordeeld voor overtredingen van de Wegenverkeerswet en de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met aftrek van voorarrest, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. Daarnaast is er een geldboete van 400 euro opgelegd voor het rijden zonder verzekering. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, wat meegewogen is in de beslissing om een taakstraf op te leggen in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de taakstraf. De beslissing is genomen in tegenspraak en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/742003-19
Datum uitspraak: 15 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 april 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.S. Dhoen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde: veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met aftrek, met een proeftijd van 2 jaar;
  • ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde: veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 400,-.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, omdat de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
Hij op 11 december 2018 te Rotterdam als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig
heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam te rijden op voor het openbaar verkeer openstaande wegen,
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, ten einde zich aan aanhouding (in verband met verdenking van overtreding van de Opiumwet) te onttrekken
- via het trottoir langs een wegblokkade (door de politie) is gereden en
terwijl hij door meerdere politievoertuigen voorzien van optische- en geluidssignalen werd gevolgd,
- met een veel hogere snelheid dan ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/u heeft gereden en met een gelet op de omstandigheden (te weten overig verkeer en kruisingen) veel te hoge snelheid heeft gereden en
- slalommend door het verkeer heeft gereden en
- een rood verkeerslicht heeft genegeerd en
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en
- op de Mathenesserlaan (na een uitwijkmanoeuvre om een aanrijding met een personenauto) te voorkomen in botsing of aanrijding is gekomen met een (stilstaande) motorrijder, die daardoor werd weggeworpen en ten val is gekomen,
waardoor de bestuurder van die motorfiets, genaamd [naam slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken onderbeen en een gebroken duim);
2.
hij op 11 december 2018 te Rotterdam als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), gekentekend [kentekennummer] , daarmede heeft gereden op voor het openbaar verkeer openstaande wegen, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
2.
als bestuurder van een motorrijtuig daarmee op een weg rijden zonder
dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt terwijl hij op de vlucht was voor de politie. Hij is eerst over het trottoir langs een wegblokkade gereden en heeft vervolgens met zeer hoge snelheid door een druk deel van Rotterdam gereden, waarbij hij onder andere om andere auto’s is geslalomd en een rood verkeerslicht heeft genegeerd. Door zijn hoge snelheid kon hij niet tijdig afremmen voor auto die voor hem de weg op draaide. Bij de uitwijkmanoeuvre die daardoor noodzakelijk was, heeft hij een motorrijdster aangereden, die daardoor onder andere een beenbreuk heeft opgelopen. Zij is daaraan geopereerd en heeft lange tijd moeten revalideren. De verdachte heeft door zijn zeer gevaarlijke rijgedrag dit letsel veroorzaakt. De rechtbank rekent hem dat flink aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 maart 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De ernst van de feiten rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enkele maanden. Evenals de officier van justitie ziet de rechtbank echter in het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om in plaats daarvan een forse taakstraf op te leggen. Wat betreft de duur van deze taakstraf overweegt de rechtbank dat de verdachte eerder is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur voor een Opiumwet-feit dat op dezelfde datum is gepleegd als de feiten die in dit vonnis bewezen worden verklaard. Gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht zal de rechtbank daarom een taakstraf opleggen van 180 uur. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van twee jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar. Dit voorwaardelijk strafdeel dient om er voor te zorgen dat de verdachte in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten zal plegen.
Voor het onverzekerd rondrijden op de openbare weg zal de rechtbank aan de verdachte, conform de eis van de officier van justitie, een geldboete opleggen van € 400,-.

8..In beslag genomen voorwerpen

Met betrekking tot het in beslag genomen geldbedrag van € 135,- zal – zoals gevorderd door de officier van justitie – een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 27, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 30 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte voor feit 1 tot een taakstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
ontzegtde verdachte voor feit 1
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
2 (twee) jaar, dan wel zoveel minder als volgt uit de duur van de inverzekeringstelling en/of voorlopige hechtenis in deze strafzaak;
bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994;
bepaalt dat een gedeelte van deze ontzegging van de rijbevoegdheid,
groot 1 (één) jaarniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 1 (één) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
veroordeelt de verdachte voor feit 2 tot een
geldboete van € 400,- (vierhonderd euro),bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
8 dagen hechtenis;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van: € 135,-.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. den Dekker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Hij op of omstreeks 11 december 2018 te Rotterdam als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig
heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke
verwaarlozing van de te deze geboden zorgvuldigheid te rijden op voor het
openbaar verkeer openstaande wegen,
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
ten einde zich aan aanhouding (in verband met verdenking van overtreding van de Opiumwet) te onttrekken
- via het trottoir langs een wegblokkade (door de politie) is gereden en/of
terwijl hij door meerdere politievoertuigen voorzien van optische- en
geluidssignalen werd gevolgd,
- met een veel hogere snelheid dan ter plaatse geldende maximumsnelheid van
50 km/u heeft gereden en/of met een gelet op de omstandigheden (te weten
overig verkeer en kruisingen) veel te hoge snelheid heeft gereden en/of
- slalommend door het verkeer heeft gereden en/of
- een rood verkeerslicht heeft genegeerd en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot
stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon
overzien en waarover deze vrij was en/of
- op de Mathenesserlaan (na een uitwijkmanoeuvre om een aanrijding met een
personenauto) te voorkomen in botsing of aanrijding is gekomen met een
(stilstaande) motorrijder, die daardoor werd weggeworpen en ten val is
gekomen,
waardoor de bestuurder van die motorfiets, genaamd [naam slachtoffer] , zwaar
lichamelijk letsel (te weten een gebroken onderbeen en een gebroken duim), of
zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 december 2018 te Rotterdam als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op voor het openbaar verkeer
openstaande wegen, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die wegen werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die wegen
werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
ten einde zich aan aanhouding (in verband met verdenking van overtreding van de Opiumwet) te onttrekken
- via het trottoir langs een wegblokkade (door de politie) is gereden en/of
terwijl hij door meerdere politievoertuigen voorzien van optische- en
geluidssignalen werd gevolgd,
- met een veel hogere snelheid dan ter plaatse geldende maximumsnelheid van
50 km/u heeft gereden en/of met een gelet op de omstandigheden (te weten
overig verkeer en kruisingen) veel te hoge snelheid heeft gereden en/of
- slalommend door het verkeer heeft gereden en/of
- een rood verkeerslicht heeft genegeerd en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot
stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon
overzien en waarover deze vrij was en/of
- op de Mathenesserlaan (na een uitwijkmanoeuvre om een aanrijding met een
personenauto) te voorkomen in botsing of aanrijding is gekomen met een
(stilstaande) motorrijder;
2.
hij op of omstreeks 11 december 2018 te Rotterdam als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), gekentekend [kentekennummer] , daarmede heeft gereden op
voor het openbaar verkeer openstaande wegen, zonder dat er voor dit
motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden.