ECLI:NL:RBROT:2021:5526

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
10/049425-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes tijdens ruzie tussen vrienden

Op 16 juni 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte heeft zijn vriend op 20 februari 2021 in Gorinchem meerdere keren met een mes gestoken, onder andere in de hals en borst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde, waarbij de verwondingen van de aangever, die onder meer steekwonden in vitale gebieden vertoonde, als bewijs dienden. De officier van justitie had een gevangenisstraf van dertig maanden geëist, waarvan tien maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van vierentwintig maanden op, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling voor middelengebruik en persoonlijkheidsproblematiek. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De rechtbank achtte de gedragingen van de verdachte zo ernstig dat een gevangenisstraf noodzakelijk was. De verdachte moet zich melden bij de reclassering en meewerken aan controle van alcoholgebruik. Het in beslag genomen mes werd verbeurd verklaard, en de overige in beslag genomen voorwerpen werden teruggegeven aan de verdachte en het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/049425-21
Datum uitspraak: 16 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting PI Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. R. Bonis, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 juni 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Hoek heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde (poging tot doodslag);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden met aftrek van voorarrest, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het contactverbod;
  • verbeurdverklaring van het onder de verdachte in beslag genomen vleesmes;
  • teruggave van de overige in beslag genomen voorwerpen aan de beslagenen.

4..Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit de verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde feit. Daartoe is aangevoerd dat niet duidelijk is wat er is gebeurd. Weliswaar heeft de aangever verklaard dat de verdachte hem heeft gestoken met een mes, maar er is ook een ander scenario mogelijk. Het staat vast dat de verdachte een mes in zijn hand heeft gehad, maar ook het slachtoffer had een mes en het is denkbaar dat er een gevecht heeft plaatsgevonden waarbij de verdachte zich heeft verweerd. Nu uit het dossier niet blijkt op welke wijze de, ook nog eens oppervlakkige, verwondingen bij de aangever zijn ontstaan en met welk mes de beschadigingen aan de kleding van de aangever zijn toegebracht, is er geen bewijs dat de verdachte opzet heeft gehad de aangever van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Beoordeling
Uit het onderzoek op de terechtzitting en de inhoud van wettige bewijsmiddelen zijn de volgende relevante feiten en omstandigheden naar voren gekomen.
Op 20 februari 2021 heeft de aangever [naam aangever] (hierna: de aangever) ruzie gehad met de verdachte in diens woning aan de [adres] .
Na een woordenwisseling hebben zij de woning verlaten en zijn zij samen met de lift naar beneden gegaan. Daarna zijn ze naar buiten gegaan.
De verdachte heeft verklaard zich niet meer te kunnen herinneren wat daarna is gebeurd.
De aangever heeft verklaard dat ze naar een park zijn gelopen. Toen zij daar aankwamen zag de aangever dat de verdachte een keuken- of vleesmes in zijn hand had. Vervolgens zou de verdachte de aangever meerdere malen met het mes hebben gestoken. Aangever zou onder meer gestoken zijn in zijn nek, borst en armen.
De verklaring van de aangever wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Bij de aangever zijn verwondingen waargenomen die passen bij zijn verklaring. Ook de beschadigingen in zijn kleding ondersteunen de verklaring van de aangever.
Verder is op de plaats waar het incident heeft plaatsgevonden een mes aangetroffen, waarvan een deel van het lemmet ontbrak. Een stuk daarvan is in de directe nabijheid gevonden. Bij onderzoek van dat mes bleek een bloedspoor op het lemmet van het mes te matchen met het DNA-profiel van de aangever. Het DNA-profiel van de verdachte bleek te matchen met het heft van het mes.
Het door de verdediging geschetst mogelijk andere scenario is niet aannemelijk.
De verdachte heeft geen informatie kunnen of willen geven die dit zou kunnen onderbouwen. Hij heeft aanvankelijk ontkend in het park te zijn geweest en ter terechtzitting heeft hij verklaard zich niks te herinneren. Het dossier biedt ook geen enkel aanknopingspunt voor dat scenario. De aangever heeft weliswaar verklaard dat hij een mesje in zijn tas had, maar uit zijn verklaring, noch andere stukken in het dossier blijkt dat hij dat eruit heeft gehaald. Daar komt bij dat bij de verdachte geen enkele verwonding is geconstateerd.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande dan ook bewezen dat de verdachte de aangever opzettelijk met een keuken- of vleesmes heeft gestoken. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de verdachte daarmee de opzet heeft gehad de aangever van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
De aangever had meerdere steekwonden, onder meer achter zijn linkeroor en vanaf deze wond liep een kras richting zijn hals. Bovendien had de aangever steekwonden op zijn linker- en rechterborst en op zijn rug en er zat een aantal steekgaten in zijn shirt en jas. Gelet op het feit dat het mes door de verschillende lagen kleding van de aangever is gegaan en hij op veel verschillende plekken, zowel aan de voor als achterzijde van zijn lichaam is geraakt, kan het niet anders dan dat de verdachte in het wilde weg en met kracht op de aangever heeft ingestoken. Een deel van de verwondingen is toegebracht op plekken waar zich vitale organen bevinden, zoals het hart en de halsslagader.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood van de aangever gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van aanwijzingen van het tegendeel is de rechtbank niet gebleken.
De ten laste gelegde poging tot doodslag is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 20 februari 2021 te Gorinchem
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven,
met dat opzet die [naam slachtoffer] (meermalen) met een keuken/vleesmes in diens borst en hals of nek en
hoofd en rug en armen heeft gestoken ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft het slachtoffer, nota bene een vriend, meerdere keren met een mes gestoken. Het slachtoffer werd onder meer geraakt in de hals en in de borst. Dat het bij een poging is gebleven, is niet te danken aan de verdachte, maar aan de toevallige omstandigheid dat de verwondingen van het slachtoffer - mede omdat hij een jas droeg - relatief beperkt zijn gebleken. Dit neemt echter niet weg dat de verdachte hiermee een zeer ernstig feit heeft gepleegd, waarvan het slachtoffer nog lang de gevolgen zal ondervinden.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 mei 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Wij zien bij betrokkene mogelijk recidive verhogende factoren op de leefgebieden psychosociaal functioneren en middelengebruik. Ook zien wij problemen bij hem op taalgebied, huisvesting, relaties met anderen (echtscheiding), werk en financiën. Betrokkene komt bij ons in het contact over als iemand die niet zelfstandig in staat is om zijn problemen op te kunnen lossen en ook lijkt hij de weg naar hulpverlening niet te kunnen vinden. Wij zien een opeenstapeling van problemen. Wij beschouwen de kwetsbare positie van betrokkene als ernstig en zorgelijk. Wij achten verdere verplichte hulpverleningsbemoeienis geïndiceerd. Reclasseringstoezicht, monitoring op alcoholgebruik en mogelijke ambulante (alcohol) behandeling lijkt ons op dit moment het meest voor de hand liggend. Betrokkene komt voor reclasseringstoezicht gemotiveerd op ons over. Ten opzichte van mogelijke alcoholbehandeling komt betrokkene ambivalent op ons over. Wij denken dat betrokkene baat heeft bij reclasseringstoezicht om daarmee zijn leven weer op de rails te gaan krijgen. Wij denken dat reclasseringstoezicht bij betrokkene recidive verminderend kan werken.
De verdachte heeft ter zitting verklaard de eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden te zullen naleven.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en is aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht).
Omdat de rechtbank begeleiding door de reclassering en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk worden opgelegd, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding een contactverbod op te leggen en de verdachte te verplichten medicijnen in te nemen als onderdeel van de ambulante behandeling, omdat de onderbouwing daarvoor ontbreekt. Met betrekking tot het contactverbod is er geen aanwijzing dat de verdachte de intentie heeft het slachtoffer op te zoeken en, zover bekend, heeft het slachtoffer geen vast adres.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen mes verbeurd te verklaren en ten aanzien van de overige in beslag genomen voorwerpen een last tot teruggave te geven.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de in beslag genomen voorwerpen.
Beoordeling
Het in beslag genomen mes (goednummer 6180483) zal worden verbeurdverklaard.
Het bewezen feit is met behulp van dit voorwerp begaan.
Aan wie dit mes toebehoort, is niet vastgesteld.
Ten aanzien van de overige in beslag genomen voorwerpen zal een last worden gegeven tot teruggave aan degene bij wie deze in beslag zijn genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 8 (acht) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
3. de veroordeelde zal zich op aangeven van toezichthouder laten behandelen door Antes GGZ en/of Fivoor GGZ en/of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start op aangeven van zijn behandelaar. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zo veel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf:
- 1 mes (goednummer 6180483);
- gelast de teruggave van:
- 1 mes (goednummer 6180463), aan de verdachte;
- 1 shirt (goednummer 6180620), aan de verdachte;
- 1 shirt (goednummer 6180622), aan de verdachte;
- 1 broek (goednummer 6180625), aan de verdachte;
- 1 jas (goednummer 6180629), aan de verdachte;
- 1 paar slippers (goednummer 6180638), aan de verdachte;
- 1 jas (goednummer 6180485), aan het slachtoffer [naam slachtoffer] ;
- 1 sweater (goednummer 6180486), aan het slachtoffer.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.L. van der Bijl-de Jong, voorzitter,
en mrs. A. Boer en W.J.M. Diekman, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 20 februari 2021 te Gorinchem
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [naam slachtoffer] (meermalen) met een (keuken/vlees)mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp, in diens borst en/of hals en/of nek en/of
hoofd en/of rug en/of arm(en), althans in diens lichaam, heeft gestoken en/of
gesneden en/of een of meerdere stekende beweging(en) in de richting van het
lichaam van die [naam slachtoffer] heeft gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.