ECLI:NL:RBROT:2021:5524

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
10/048348-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op supermarkt met mes en bedreiging, veroordeling tot gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden

Op 16 juni 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van een overval op een supermarkt in 's-Gravenhage op 8 juli 2020. De verdachte heeft de supermarkt binnengekomen met een mes, bedreigde de eigenaar en eiste geld en sigaretten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de overval heeft gepleegd, ondanks zijn verweer dat het signalement van de overvaller niet overeenkwam met zijn uiterlijk. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en camerabeelden als bewijs gebruikt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Bijzondere voorwaarden zijn opgelegd, waaronder begeleiding door de reclassering, behandeling van middelengebruik en verblijf in een instelling voor beschermd wonen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, ondanks dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/048348-21
Datum uitspraak: 16 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting PI Dordrecht,
raadsvrouw mr. N.M.H.M. den Dekker, advocaat te ‘s-Gravenhage.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 juni 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Hoek heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.

4..Waardering van het bewijs

Feit 1
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde feit. Daartoe is aangevoerd dat het door de aangever opgegeven signalement van de overvaller niet overeenkomt met het uiterlijk van de verdachte. Verder heeft de verdachte opvallende tatoeages in zijn nek, die de aangever ongetwijfeld zou hebben opgemerkt als de verdachte degene is geweest die de winkel heeft overvallen. Het dragen van een zonnebril is niet zodanig specifiek dat deze omstandigheid wijst in de richting van de verdachte.
Voorts is aangevoerd dat geen waarde gehecht moet worden aan de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] , [naam getuige 2] en [naam getuige 3] . [naam getuige 1] en [naam getuige 2] zijn niet onafhankelijk en objectief gebleken. [naam getuige 1] laat duidelijk haar afgunst ten opzichte van de verdachte merken en [naam getuige 2] heeft een motief om de verdachte te belasten, omdat hij zelf als verdachte van de overval is aangemerkt. De verklaring van de getuige [naam getuige 3] is te onduidelijk om als bewijsmiddel te gebruiken. Zij heeft geen datum kunnen noemen en de verdachte zou vaker tegen haar hebben opgeschept over door hem gepleegde strafbare feiten. Dat strookt in ieder geval niet met zijn nagenoeg blanco strafblad.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 8 juli 2020, in de avonduren, is de supermarkt ‘ [naam supermarkt] ’ aan de [adres] overvallen. Een man kwam de winkel binnen, pakte een mes uit zijn jaszak en liep naar de toonbank. Bij de toonbank toonde hij het mes aan de eigenaar van de winkel (hierna: de aangever) en maakte hij stekende bewegingen in zijn richting. De overvaller gooide een kussensloop naar de aangever en riep daarbij: “snel, snel geef het geld en de sigaretten”. De aangever dook weg en na enige tijd keek hij op en zag hij dat de overvaller weg was. De aangever heeft geen geld afgegeven aan de overvaller.
Heeft de verdachte de supermarkt overvallen?
Uit het onderzoek op de terechtzitting en de inhoud van wettige bewijsmiddelen zijn de volgende relevante feiten en omstandigheden naar voren gekomen.
De aangever heeft verklaard dat de overvaller onder meer licht getint was en dat hij een mager postuur had.
Op camerabeelden afkomstig uit de supermarkt is te zien dat de overvaller bij binnenkomst in de winkel een zonnebril draagt met een glimmend montuur. De overvaller draagt een kussensloop in zijn linkerhand die hij over de toonbank in de richting van de eigenaar gooit. Bij het verlaten van de winkel pakt de overvaller één of twee blikjes mee. De kussensloop is achtergebleven in de winkel en vervolgens door de politie in beslag genomen voor onderzoek.
Twee weken na de overval is [naam getuige 3] als getuige gehoord. Zij heeft verklaard dat [naam verdachte] (hierna: de verdachte) de overval heeft gepleegd. Hij zou tegen haar hebben gezegd dat hij de winkel aan het einde van de straat had beroofd. De getuige is toen gaan kijken en zij zag dat er op de kruising van de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] een supermarkt zat, genaamd ‘ [naam supermarkt] ’. Verder verklaarde de getuige dat de verdachte vaak een mes bij zich heeft en dat hij een zonnebril heeft met een goudkleurig montuur. Zij heeft de verdachte meerdere malen met die bril gezien. De getuige noemde ook het bij haar bekende telefoonnummer van de verdachte. Volgens de getuige zou de verdachte een slank of mager postuur hebben en heeft hij een licht getinte huidskleur.
De door de overvaller achtergelaten kussensloop is vervolgens onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Uit dat onderzoek kwam een DNA-profiel dat bleek te matchen met [naam getuige 1] . Vervolgens is [naam getuige 1] als getuige gehoord. Zij heeft verklaard dat de verdachte de overval heeft gepleegd.
Hij zou kort daarvoor bij haar thuis zijn geweest en toen hebben verteld dat hij een overval wilde gaan plegen, omdat hij geld nodig had. De getuige heeft de verdachte beschreven als zijnde getint en heel mager. Verder heeft de getuige verklaard dat zij heeft gezien dat haar ex-partner [naam getuige 2] een kussensloop uit haar woning aan de verdachte heeft gegeven. Uit onderzoek van het NFI van de kussensloop kwam tevens een DNA profiel dat bleek te matchen met [naam getuige 2] . Later heeft zij gehoord dat bij de overval alleen een blikje energy drink is buitgemaakt. Volgens de getuige had de verdachte een mes bij zich tijdens de overval. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de verklaring van deze getuige te twijfelen.
Ook [naam getuige 2] heeft verklaard dat de verdachte de supermarkt heeft overvallen. De verdachte zou kort daarvoor bij hem en [naam getuige 1] in de woning zijn geweest en even na 21.30 uur zijn vertrokken. De verdachte zou geld nodig hebben en uiteindelijk was de buit een blikje Energy drink.
Uit onderzoek van het aan de verdachte toebehorende telefoonnummer is gebleken dat dit nummer op de dag van de overval vierenvijftig maal verbinding heeft gemaakt met een basisstation aan de Loosduinseweg te Den Haag. De supermarkt en de woning van de verdachte vallen binnen het bereik van dit basisstation. Het telefoonnummer van de verdachte maakte rond het tijdstip van de overval geen verbinding met enig basisstation.
[naam getuige 2] heeft aan via whatsapp aan de verdachte geschreven: “ze heb alles eerlijk toegegeven”, “over je weet wel”, "Dna ding”, “Ook mijn naam”.
Uit tapgesprekken blijkt voorts dat [naam getuige 2] op 17 februari 2021 tijdens een telefoongesprek tegen de verdachte heeft gezegd dat zij als enige is aangemerkt en dat ze “ons” allemaal niks kan maken. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij denkt dat dit over de overval ging.
Conclusie
De getuigen hebben in de kern consistent en gelijkluidend verklaard dat de verdachte degene is geweest die de overval heeft gepleegd. De verklaringen over het signalement, de zonnebril, de kussensloop en het weggenomen blikje energy drink komen overeen met de inhoud van andere bewijsmiddelen zoals de verklaring van de aangever en de camerabeelden in de winkel ten tijde van de overval. Voorts heeft [naam getuige 2] naderhand tegen de verdachte gezegd/geschreven dat “zij” alles eerlijk heeft toegegeven en dat zij “ons” niks kan maken, waar de verdachte niet verbaasd op reageerde en niet aan [naam getuige 2] vroeg waar hij het over had. Dat de aangever niets heeft verklaard over eventuele tatoeages doet daar niet aan af. Hij heeft immers ook niet verklaard dat hij heeft gezien dat de overvaller in het geheel geen tatoeages had. Er is weliswaar geen DNA van de verdachte op de sloop gevonden, maar dat sluit niet uit dat hij de sloop wel heeft gebruikt. Zo kan hij handschoenen hebben gedragen of door andere omstandigheden geen sporen hebben achtergelaten. De raadsvrouw heeft nog aangevoerd dat de getuige [naam getuige 3] een hekel heeft aan de verdachte maar dat maakt haar verklaring, die wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen niet onbetrouwbaar.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde overval heeft gepleegd.
Feit 2
Dit feit is door de verdachte bekend en zal dan ook zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij
op 08 juli 2020 te 's-Gravenhage
in een winkelpand, te weten ' [naam supermarkt] ',
gelegen aan de [straatnaam 1]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld
[naam slachtoffer 1]te dwingen tot afgifte van geld, dat aan deze
[naam slachtoffer 1]
toebehoorde
- voornoemde winkel heeft betreden en
- vervolgens een mes aan die
[naam slachtoffer 1]heeft
getoond/voorgehouden en
- ( daarbij) met dit mes stekende bewegingen
in de richting van die
[naam slachtoffer 1]heeft gemaakt en
- ( daarbij) op de toonbank van deze winkel is geklommen
en
- vervolgens een kussensloop naar die
[naam slachtoffer 1]heeft
gegooid en
- daarbij aan die
[naam slachtoffer 1]de woorden heeft toegevoegd:
"snel, snel geef het geld en de sigaretten", althans woorden van gelijke
(dreigende) aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij
op tijdstippen in de periode van
17 februari 2021 tot en met 19 februari 2021
te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, meermalen,
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en met
brandstichting,
door meermalen te bellen naar [naam getuige 2] , zijnde de ex-vriend van deze [naam slachtoffer 2] ,
en daarbij aan [naam getuige 2] (telefonisch) mede te delen, terwijl deze [naam slachtoffer 2]
meeluisterde met deze gesprekken, -zakelijk weergegeven-
dat zij eraan zou gaan en dat zij achterom moest blijven kijken en dat hij,
verdachte haar overhoop zou gaan steken/schieten en dat hij, verdachte, wist
waar zij woonde en haar huis in brand zou steken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
poging tot afpersing
2.
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en met brandstichting, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een supermarkt door de eigenaar van de winkel onder bedreiging met een mes te vragen om geld en sigaretten. Het is bij een poging gebleven, omdat de verdachte uiteindelijk zonder geld en sigaretten is vertrokken. Dit maakt de impact voor het slachtoffer echter niet minder. Het moet een traumatische ervaring voor het slachtoffer zijn geweest, ook al omdat de verdachte met het mes in zijn hand over de toonbank sprong en naast het slachtoffer kwam staan. Daarnaast heeft de verdachte, op een ander moment, samen met een ander een van de getuigen bedreigd. Het staat niet vast of deze bedreiging had te maken met de door de getuige afgelegde verklaring, maar dit doet niet af aan de gevoelens van onveiligheid die door dit soort bedreigingen worden veroorzaakt.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie van 22 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 mei 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Betrokkene is langdurig dakloos en staat ingeschreven bij het daklozenloket in Den Haag, hij verblijft veel bij zijn vriendin of vrienden. Betrokkene heeft een zoontje van negen maanden die bij een tante van de moeder verblijft. Wij zien de problematiek en het handelen erna als risicovol en betwijfelen of, als er geen gedragsverandering/stabiliteit betreft wonen en cannabisgebruik ingezet wordt dit, niet kan leiden tot delictgedrag. Wij achten het nodig dat hij begeleid gaat wonen, zijn cannabisgebruik inzichtelijk krijgt en ondersteuning krijgt om daginvulling te bewerkstelligen in de vorm van werk, school en/of dagbesteding. Dit om herhaling in de toekomst te kunnen voorkomen.
De verdachte heeft verklaard dat hij bereid is eventueel op te leggen voorwaarden na te leven.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en tevens is aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht).
Omdat de rechtbank begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal een deel van de straf voorwaardelijk worden opgelegd, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte te verplichten medicijnen in te nemen in het kader van een ambulante behandeling en evenmin de medewerking aan een klinische opname, omdat dit nu niet opportuun wordt geacht en enige onderbouwing daarvoor ontbreekt.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Het slachtoffer [naam slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd, ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van
€ 1.500,- als vergoeding voor immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 350,- te vermeerderen met wettelijke rente, met een hoofdelijke veroordeling en met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag. Voor het overige gedeelte van de vordering zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij bepleit, omdat de vordering niet is onderbouwd.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat iedere onderbouwing van de vordering ontbreekt. Daardoor kan de rechtbank niet vaststellen dat er sprake is van geestelijk letsel. Er zijn verder onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen of er sprake is van een ‘andere aantasting in de persoon’ om tot (al dan niet gedeeltelijke) toewijzing van de vordering te komen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 47, 57, 285 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, Bezuidenhoutseweg 179, 2594 AH Den Haag, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van cannabis om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
3. de veroordeelde laat zich behandelen door Parnassia of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
4. De veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld ook indien dagbesteding wordt geïndiceerd.
5. de veroordeelde zal actief meewerken aan het vinden van een betaalde baan of dagbesteding;
6. de veroordeelde werkt, indien nodig, mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en W.L. van der Bijl-de Jong, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 08 juli 2020 te 's-Gravenhage
in een winkelpand/ bedrijfspand, te weten ' [naam supermarkt] ',
gelegen aan de [straatnaam 1]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van geld, dat geheel of ten dele aan deze [naam slachtoffer 1]
en/of ' [naam supermarkt] ' toebehoorde
- met een afgedekt gelaat/gezicht voornoemde winkel heeft betreden en/of
- ( daarbij) (vervolgens) een (groot) mes aan die [naam slachtoffer 1] heeft
getoond/voorgehouden en/of
- ( daarbij) (vervolgens) met dit mes een of meer stekende bewegingen naar
in de richting van die [naam slachtoffer 1] heeft gemaakt en/of
- ( daarbij) op de toonbank/balie van deze winkel is gesprongen/geklommen
en/of
- ( vervolgens) een kussensloop naar/in de richting van die [naam slachtoffer 1] heeft
gegooid en/of
- ( daarbij) (vervolgens) aan die [naam slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd:
"snel, snel geef het geld en de sigaretten", althans woorden van gelijke
(dreigende) aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
17 februari 2021 tot en met 19 februari 2021
te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen
meermalen, althans eenmaal
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met
brandstichting,
door meermalen te bellen naar [naam getuige 2] , zijnde de ex-vriend van deze [naam slachtoffer 2] ,
en daarbij aan [naam getuige 2] (telefonisch) mede te delen, terwijl deze [naam slachtoffer 2]
meeluisterde met deze gesprekken, -zakelijk weergegeven-
dat zij eraan zou gaan en/of dat zij achterom moest blijven kijken en/of dat hij,
verdachte haar overhoop zou gaan steken/schieten en/of dat hij, verdachte, wist
waar zij woonde en haar huis in brand zou steken, althans woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking.