Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het (verdere) verloop van de procedure
- de tussen deze partijen gewezen beschikking van de kantonrechter te Rotterdam van
- de “akte wijziging grondslag ex artikel 69 Rv”, met producties van [eiser] ;
- de conclusie van antwoord, met producties van B&S Transport;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek.
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil
B&S Transport te veroordelen tot betaling aan hem van de navolgende bedragen:
- a) € 2.670,89 bruto aan loon over februari 2020, te verhogen met € 1.379,66 bruto en overige emolumenten, minus het reeds betaalde bedrag van € 1.000,00 netto;
- b) € 2.670,89 bruto aan loon, te verhogen met € 607,30 bruto aan overuren en toeslagen, te verhogen met 8% vakantietoeslag over het basisloon, en overige emolumenten vanaf 1 maart 2020 tot dat het dienstverband rechtsgeldig beëindigd zal zijn, althans de wettelijke loondoorbetalingsperiode bij ziekte verstreken is, minus het reeds betaalde bedrag van € 9.207,20 netto;
- c) € 2.564,05 bruto aan vakantiegeld over de periode 1 juni 2019 tot 1 juni 2020;
- d) de wettelijke verhoging over voornoemde bedragen;
- e) € 392,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- f) de proceskosten inclusief nakosten;
- g) alles onder overlegging van een correcte bruto/netto betalingsspecificatie (van alle betalingen) op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag of gedeelte van een dag dat niet aan dit vonnis is voldaan.
ad € 2.670,69 bruto en € 1.379,66 bruto aan overwerk, te verhogen met de vakantietoeslag, omdat dit loon nog niet door B&S Transport aan hem is voldaan.
onder 2.3). Het bewijs van de bereikte wilsovereenstemming is verder geleverd met de overgelegde verklaringen van de heren [persoon A] en [persoon B] .
4..De beoordeling
B&S Transport is derhalve gehouden tot betaling van hetgeen zij op grond van de arbeidsovereenkomst (en de CAO) aan [eiser] verschuldigd is.
een totaalbedrag van € 1.379,66 bruto op de op de loonstrook vermelde bedragen voor overwerk en overwerktoeslag. Deze beide bruto bedragen vordert hij onder a van zijn petitum, aldus [eiser] .
€ 1.000,- netto (hiervoor onder 2.6). [eiser] verwijst daarbij naar een bankoverzicht van ontvangen betalingen van B&S Transport bij productie 7 conclusie van repliek, die echter bij die productie ontbreekt, (zie ook punt 32 conclusie van dupliek). Wat hier ook van zij, het is aan B&S Transport die zich beroept op volledige betaling, om aan de hand van een betalingsbewijs mèt specificatie aan te tonen dat zij over de maand februari 2020 ook het resterende (bruto equivalent van) € 2.228,71 netto aan [eiser] heeft betaald. Dat die betaling heeft plaatsgevonden volgt niet uit haar stellingen en evenmin uit het bij conclusie van antwoord als productie 8 overgelegde betalingsbewijs met betrekking tot een bedrag van
€ 2.799,37 en transactiedatum 8 september 2020 aan deurwaarderskantoor De Klek Vis Niekus. Voor zover deze betaling wel strekt in mindering op het verschuldigde over februari 2020 dient daarmee vanzelfsprekend rekening te worden gehouden.
B&S Transport heeft onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd die een matiging van de wettelijke verhoging rechtvaardigen. Dat haar verweer in rechte, zowel bij voorlopige voorziening, als in de bodemprocedure, niet houdbaar is gebleken en blijkt, is een omstandigheid die voor haar rekening en risico komt en [eiser] in dat opzicht niet aangaat. De wettelijke verhoging zal daarom worden toegewezen over het niet tijdig betaalde loon over de maanden februari 2020 tot en met augustus 2020 alsmede over het niet tijdig betaalde vakantiegeld hiervoor onder 4.11 bedoeld tot een maximum van 50%. Nu [eiser] heeft gesteld dat B&S Transport vanaf september 2020 het verschuldigde loon betaalt en niet gesteld of gebleken is dat dit niet tijdig gebeurt, bestaat geen grond voor toewijzing van de wettelijke verhoging vanaf die maand. Datzelfde geldt voor de onder
sub b van het petitum begrepen toekomstige loonaanspraken, aangezien de wettelijke verhoging slechts toewijsbaar is over achterstallig loon.
€ 50,- per dag, met een maximum van € 2.500,00.
5..De beslissing
€ 1.379,66 bruto) en overige emolumenten, minus het reeds betaalde bedrag van
€ 1.000,- netto;