ECLI:NL:RBROT:2021:546

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
28 januari 2021
Zaaknummer
10/960295-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot ambtsdwang en bezit van verdovende middelen door verdachte en medeverdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die samen met haar medeverdachte, haar vriend, zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot ambtsdwang. De verdachte heeft op Twitter een foto van twee undercoveragenten geplaatst met de tekst dat deze agenten in haar zaak betrokken zijn, wat de kans op onthulling van hun identiteit vergrootte. Dit gebeurde in de periode van 22 tot 23 juni 2017. Daarnaast had de verdachte een hoeveelheid amfetamine en hasj in haar bezit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en de medeverdachte bewust de kans hebben aanvaard dat de undercoveragenten in gevaar zouden komen door hun identiteit openbaar te maken. De rechtbank achtte het medeplegen van de feiten bewezen, waarbij de samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte als voldoende nauwe en bewuste samenwerking werd aangemerkt. De officier van justitie had een gevangenisstraf van tien maanden geëist, maar de rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op. De rechtbank weegt hierbij de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd mee, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, en dat de verdachte strafbaar is voor de bewezen feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/960295-18
Datum uitspraak: 28 januari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
raadsman mr. A.D. Kloosterman, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 januari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B. den Hartigh heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden.

4..Waardering van het bewijs

Bewijswaardering van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde
Standpunt verdediging
De verdachte dient integraal te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Het enkel doorsturen van de foto op 5 mei 2017 is onvoldoende om van medeplegen te kunnen spreken.
Beoordeling
In het onderzoek Doussie - een onderzoek naar de handel in verdovende middelen - zijn de verdachte en de medeverdachte (haar vriend) gedurende een lange tijd in contact geweest met undercoveragenten. Bij beschikking van 3 oktober 2016 is door de rechtbank aan deze undercoveragenten de status van bedreigde getuige toegekend, onder meer omdat de medeverdachte in de periode daarvoor al te kennen ad gegeven een foto van één van de undercoveragenten in bezit te hebben en had gezegd deze openbaar te willen maken teneinde diens ware identiteit te achterhalen.
Bijna een jaar na de beschikking van de rechtbank is op 22 juni 2017 door het Twitteraccount [accountnaam] een Twitterbericht met een foto van de twee hiervoor bedoelde undercoveragenten op Twitter geplaatst met de tekst: “even voorstellen, [naam 1] en [naam 2] , de undercoveragenten in mijn zaak binnenkort veel meer foto's want ik ben het zat”. Op 23 juni 2017 is door hetzelfde account dit Twitterbericht geretweet met de tekst: "meer dan 1100 mensen hebben naar deze foto gekeken, straks met andere foto's worden de undercovers bekend in heel NL". De medeverdachte is degene geweest die met dit Twitteraccount de berichten heeft geplaatst, zoals onder andere blijkt uit de geïnstalleerde Twitterapplicatie op de telefoon van de medeverdachte waarop met het account [accountnaam] was ingelogd.
De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat de medeverdachte met het (her)plaatsen van de foto van de undercoveragenten met de begeleidende teksten op 22 en 23 juni 2017 willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de identiteit van de undercoveragenten zou kunnen worden achterhaald dan wel onthuld en dat zij hierdoor gedwongen zouden worden hun (undercover)werkzaamheden na te laten. Dat agenten van wie de identiteit publiek gemaakt is geen undercoverwerkzaamheden meer kunnen verrichten, acht de rechtbank dermate evident dat de verdachte dit heeft geweten. Het tenlastegelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
De vraag die vervolgens voorligt is of tussen de verdachte en de medeverdachte sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking dat deze als medeplegen moet worden aangemerkt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 5 mei 2017 wordt de betreffende foto door de telefoon van de medeverdachte ontvangen van de telefoon van de verdachte. Op 23 mei 2017 heeft de medeverdachte via Twitter de foto naar een journalist gestuurd met de tekst “Dit zijn undercoveragenten ik laat [naam 6] foto sturen”. De rechtbank stelt vast dat met ‘ [naam 6] ’ de verdachte wordt bedoeld. De desbetreffende foto is ook aangetroffen op de telefoon van de verdachte. De verdachte heeft aldus de beschikking gehad over de foto en deze ook verstuurd naar de medeverdachte.
Op 23 juni 2017, de dag waarop de foto is geretweet, heeft er een WhatsAppgesprek tussen de verdachte en een persoon ‘ [naam 3] ’ plaatsgevonden. Deze [naam 3] heeft de verdachte gewaarschuwd om de herkenbare foto’s niet ‘zo maar’ op Twitter te zetten. Hierop heeft de verdachte geantwoord: ‘we know’. Ook de medeverdachte heeft met dezelfde persoon over de foto contact gehad.
Op 24 juni 2017 heeft de verdachte tijdens de doorzoeking op het huisadres van de verdachten verklaard: “Oooh het gaat om [naam 4] en [naam 5] , die gasten die hier bij ons in huis geweest zijn. Nu snap ik het. Nu snap ik wat jullie zoeken. Nou succes. Hier ga je niets vinden. Er komt nog veel meer aan. Bovendien ligt alles in de kluis bij de advocaat, papieren en foto’s. En er komt nog meer aan we gooien ook de contactgegevens van collega’s erop.” Hieruit leidt de rechtbank af dat de verdachte op de hoogte is geweest van het (her)plaatsen van de foto met bijbehorende tekst(en) en dat sprake is geweest van een gezamenlijk plan. Dat, zoals door de verdediging is betoogd, dit geen spontane verklaring van de verdachte is geweest en zij dit op aangeven van de verbalisanten heeft verklaard, is niet gebleken.
Op grond van het voorgaande, in het bijzonder het door de verdachte aan de medeverdachte doorsturen van de foto van de undercoveragenten voordat deze foto door laatstgenoemde op Twitter werd geplaatst, het door de verdachte communiceren met een derde over het plaatsen van dergelijke foto’s op Twitter en haar spontane uitlatingen tijdens de doorzoeking waarin zij onder meer spreekt over “we gooien ook de contactgegevens van collega’s erop”, is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte is komen vast te staan. De bijdrage van de verdachte aan het tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij in de periode van 22 juni 2017 tot en met 23 juni 2017 te
Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander
ter uitvoering van het door verdachte en haar mededader voorgenomen
misdrijf om
door enig
eandere feitelijkheid en bedreiging met enige
andere feitelijkheid, ambtenaren, werkzaam bij de afdeling
afgeschermde operaties van de Landelijke Eenheid, te dwingen tot het nalaten
van een rechtmatige ambtsverrichting, te weten het verrichten van
(undercover)werkzaamheden bij de afdeling afgeschermde operaties,
een foto van voornoemde ambtenaren op Twitter heeft geplaatst
met daarbij de tekst: "even voorstellen, [naam 1] en [naam 2] , de
undercoveragenten in mijn zaak binnenkort veel meer foto's want ik ben het
zat" en een bericht geplaatst: "meer dan 1100 mensen hebben naar deze foto
gekeken, straks met andere foto's worden de undercovers bekend in heel NL",
met als kennelijk doel de identiteit van deze ambtenaren
te achterhalen en/of
teonthullen, ten gevolge waarvan zij hun
werkzaamheden niet langer kunnen verrichten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij op 24 juni 2017 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 47,19 gram van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
zij op 24 juni 2017 te Rotterdam,
opzettelijk aanwezig heeft
gehad ongeveer 680 gram
hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
medeplegen van poging tot door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid een ambtenaar dwingen tot het volvoeren van een ambtsverrichting of het nalaten van een rechtmatige ambtsverrichting, meermalen gepleegd;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte, haar vriend, schuldig gemaakt aan poging tot ambtsdwang door een foto van twee undercoveragenten op Twitter te plaatsen met daarbij onder andere de tekst “meer dan 1100 mensen hebben naar deze foto gekeken, straks met andere foto's worden de undercovers bekend in heel NL”. Het werken onder dekmantel brengt risico's met zich, zoals risico’s voor de fysieke veiligheid van undercoveragenten. Ondanks deze risico’s zetten undercoveragenten zich in voor het maatschappelijk belang. Als de identiteit van een undercoveragent wordt onthuld, kan dit als gevolg hebben dat deze zijn of haar werk niet meer kan uitoefenen. Bovendien kan dit tot potentieel (levens)gevaarlijke situaties leiden. Hieraan zijn de verdachten voorbijgegaan en uit boosheid – mogelijk omdat zij zich door de undercoveragenten verraden voelden – hebben zij de foto op Twitter geplaatst. De rechtbank acht het handelen van de verdachten buitengewoon kwalijk.
Ook hebben de verdachten een hoeveelheid amfetamine voorhanden gehad. Daarnaast heeft de verdachte een hoeveelheid hasj voorhanden gehad.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 oktober 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Hierbij merkt de rechtbank op dat de redelijke termijn in deze zaak niet is geschonden, nu deze is ingegaan op de datum van uitreiking van de dagvaarding op 12 november 2019.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 47, 57, 63 en 179 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.A.M. Elst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank 28 januari 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij in of omstreeks de periode van 22 juni 2017 tot en met 23 juni 2017 te
Rotterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door
geweld of enige andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of enige
andere feitelijkheid
(een) ambten(a)ar(en), werkzaam bij de afdeling afgeschermde operaties van de
Landelijke Eenheid, heeft gedwongen tot het nalaten van een rechtmatige
ambtsverrichting, te weten het verrichten van (undercover)werkzaamheden bij
de afdeling afgeschermde operaties, immers heeft/hebben verdachte en/of haar
mededader(s) toen en daar (telkens) een foto van voornoemde ambtena(a)r(en)
op Twitter geplaatst met daarbij de tekst: "even voorstellen, [naam 1] en
[naam 2] , de undercoveragenten in mijn zaak binnenkort veel meer foto's want ik
ben het zat" en/of het bericht geplaatst: "meer dan 1100 mensen hebben naar
deze foto gekeken, straks met andere foto's worden de undercovers bekend in
heel NL",
althans woorden en/of zinnen van een dergelijke (dreigende) aard of strekking,
met als kennelijk doel (een deel van) de identiteit van deze ambtena(a)r(en)
te achterhalen en/of onthullen, ten gevolge waarvan zij/hij zijn/haar/hun
werkzaamheden niet langer kan/kunnen verrichten;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[naam medeverdachte] , in of omstreeks de periode van 22 juni 2017 tot en met 23
juni 2017 te Rotterdam en/of elders in Nederland,
(een) ambten(a)ar(en), werkzaam bij de afdeling afgeschermde operaties van de
Landelijke Eenheid, heeft gedwongen tot het nalaten van een rechtmatige
ambtsverrichting, te weten het verrichten van (undercover)werkzaamheden bij
de afdeling afgeschermde operaties, immers heeft die [naam medeverdachte] toen en
daar (telkens) een foto van voornoemde ambtena(a)r(en) op Twitter geplaatst
met daarbij de tekst: "even voorstellen, [naam 1] en [naam 2] , de
undercoveragenten in mijn zaak binnenkort veel meer foto's want ik ben het
zat" en/of een bericht geplaatst: "meer dan 1100 mensen hebben naar deze foto
gekeken, straks met andere foto's worden de undercovers bekend in heel NL",
althans woorden en/of zinnen v [naam 6] een dergelijke (dreigende) aard of strekking,
met als kennelijk doel (een deel van) de identiteit van deze ambtenaren te
achterhalen en/of onthullen, ten gevolge waarvan hij/zij zijn/haar/hun
werkzaamheden niet langer kan/kunnen verrichten,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door in of omstreeks
de periode 5 mei 2017 tot en met 23 juni 2017 te Rotterdam, althans in
Nederland, aan voornoemde [naam medeverdachte] een of meer foto('s) van de
ambtena(a)r(en), werkzaam bij de afdeling afgeschermde operaties van de
Landelijke Eenheid, via de telefoon/ laptop toe te sturen, althans ter
beschikking te stellen.
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 22 juni 2017 tot en met 23 juni 2017 te
Rotterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
door geweld of enig andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of enige
andere feitelijkheid, (een) ambtena(a)r(en), werkzaam bij de afdeling
afgeschermde operaties van de Landelijke Eenheid, te dwingen tot het nalaten
van een rechtmatige ambtsverrichting, te weten het verrichten van
(undercover)werkzaamheden bij de afdeling afgeschermde operaties,
(telkens) een foto van voornoemde ambtena(a)r(en) op Twitter heeft geplaatst
met daarbij de tekst:" even voorstellen, [naam 1] en [naam 2] , de
undercoveragenten in mijn zaak binnenkort veel meer foto's want ik ben het
zat" en/of een bericht geplaatst: "meer dan 1100 mensen hebben naar deze foto
gekeken, straks met andere foto's worden de undercovers bekend in heel NL",
althans woorden en/of zinnen van een dergelijke (dreigende) aard of strekking,
met als kennelijk doel (een deel van) de identiteit van deze ambtena(a)r(en)
te achterhalen en/of onthullen, ten gevolge waarvan hij/zij zijn/haar/hun
werkzaamheden niet langer kan/kunnen verrichten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[naam medeverdachte] , in of omstreeks de periode van 22 juni 2017 tot en met 23 juni
2017 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
door geweld of enig andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of enige
andere feitelijkheid, (een) ambtena(a)r(en), werkzaam bij de afdeling
afgeschermde operaties van de Landelijke Eenheid, te dwingen tot het nalaten
van een rechtmatige ambtsverrichting, te weten het verrichten van
(undercover)werkzaamheden bij de afdeling afgeschermde operaties,
(telkens) een foto van voornoemde ambtena(a)r(en) op Twitter heeft geplaatst
met daarbij de tekst:" even voorstellen, [naam 1] en [naam 2] , de
undercoveragenten in mijn zaak binnenkort veel meer foto's want ik ben het
zat" en/of een bericht geplaatst: "meer dan 1100 mensen hebben naar deze foto
gekeken, straks met andere foto's worden de undercovers bekend in heel NL",
althans woorden en/of zinnen van een dergelijke (dreigende) aard of strekking,
met als kennelijk doel (een deel van) de identiteit van deze ambtena(a)r(en)
te achterhalen en/of onthullen, ten gevolge waarvan hij/zij zijn/haar/hun
werkzaamheden niet langer kan/kunnen verrichten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door in of omstreeks de periode 5
mei 2017 tot en met 23 juni 2017 te Rotterdam, althans in Nederland, aan
voornoemde [naam medeverdachte] een of meer foto('s) van de ambtena(a)r(en), werkzaam
bij de afdeling afgeschermde operaties van de Landelijke Eenheid, via de
telefoon/ laptop toe te sturen, althans ter beschikking te stellen.
2.
zij op of omstreeks 24 juni 2017 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 47,19 gram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan welaangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
zij op of omstreeks 24 juni 2017 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk aanwezig heeft
gehad ongeveer 680 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram
hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.