Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 10/143287-19 en van het primair ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/123333-20;
- veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 240 uren met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
4..Waardering van het bewijs
5..Strafbaarheid feiten
1..mishandeling, begaan tegen zijn kind;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
6..Strafbaarheid verdachte
7..Motivering straf
8..Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen
- de heer [naam slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/143287-19. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 350,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
- mevrouw [naam slachtoffer 2] ter zake van het ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/123333-20. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9..Toepasselijke wettelijke voorschriften
10..Bijlagen
11..Beslissing
taakstraf voor de duur van 140 (honderdveertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
134 (honderdvierendertig) urente verrichten taakstraf resteert;
67 (zevenenzestig) dagen;
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
€ 200,00 (zegge: tweehonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] betalen
€ 200,00(hoofdsom,
zegge: tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 200,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
vier dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
€ 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] te betalen
€ 250,00(hoofdsom,
zegge: tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 250,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
vijf dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;