In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiseres had een boete van € 500,00 opgelegd gekregen wegens het niet tijdig voldoen aan haar inburgeringsplicht. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij na het faillissement van haar taalschool, [naam bedrijf], door andere taalscholen was geweigerd vanwege financiële redenen. Eiseres had een lening van maximaal € 10.000,00 ontvangen om haar inburgeringscursussen en -examens te bekostigen, maar had deze lening volledig verbruikt voordat zij haar inburgeringsexamens had behaald. De rechtbank concludeerde dat het tijdsverloop tussen het faillissement van de taalschool en het zoeken naar een nieuwe opleiding te lang was en dat eiseres onvoldoende inspanningen had geleverd om tijdig aan haar inburgeringsplicht te voldoen. De rechtbank oordeelde dat de minister zijn beleid juist had toegepast en dat er geen reden was om de boete verder te matigen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.