4.1.Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte een geladen vuurwapen voorhanden heeft gehad en daarmee de onder 1 ten laste gelegde overval heeft gepleegd. De verdachte heeft dit feit steeds ontkend en de door de aangeefster en getuigen gegeven signalementen en de resultaten van het DNA-onderzoek naar de in het park aangetroffen handschoenen, sjaal en bivakmuts zijn onvoldoende om tot een ander oordeel te kunnen komen.
Beoordeling
Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen staat het volgende vast.
Op 19 januari 2017 omstreeks 19:00 uur is een gewapende overval gepleegd op het Chinees restaurant ‘ [naam restaurant] ’, gevestigd aan het [adres delict] te Dordrecht, waarvan de aangeefster [naam slachtoffer] (hierna: de aangeefster) de eigenaar is. Op het moment dat er geen klanten in het restaurant waren, kwam de dader het restaurant binnen. Zijn gezicht was bedekt met een bivakmuts en hij droeg ook een sjaal. Hij had een vuurwapen in zijn hand en riep ‘overval, overval’. Hij ging naar de bestelbalie, richtte daar het vuurwapen op de aangeefster en zei ‘geld, geld, snel, snel’. Vervolgens kwam hij achter de balie en sloeg hij twee keer op de kassalade. De aangeefster opende toen de kassa, haalde het geld eruit en gaf het aan de dader. Het betrof in totaal ongeveer een bedrag van € 850,-. De dader deed het geld in een plastic zak die hij bij zich had en rende vervolgens weer naar buiten. Hij duwde daarbij een klant, die net het restaurant binnen wilde gaan, aan de kant.
De aangeefster, haar man die ook in het restaurant was, deze klant en twee personen die buiten vlakbij het restaurant stonden, zagen de dader wegrennen. Hij rende richting de Dennenlaan en vervolgens op de Dennenlaan in de richting van de Dubbelsteynlaan West.
Een man en een vrouw, die op de Dennenlaan liepen, zagen een man vanaf de Dennenlaan richting de Dubbelsteynlaan West rennen en vervolgens richting de ingang van het aldaar gelegen Dubbelsteynpark. Zij hebben dit verteld aan de ter plaatse gekomen agenten, die positie hadden ingenomen op de locatie Wilgenlaan en Dennenlaan.
De politie heeft vervolgens het Dubbelsteynpark afgezocht met gebruikmaking van een politiehond. Daarbij is in het park, aan de zijde van de Cederlaan, in de bosjes verspreid over een gebied van ongeveer vijf vierkante meter een aantal voorwerpen aangetroffen. Het betrof een zwart windjack, een zwarte sjaal, een zwarte bivakmuts waarin twee ooggaten geknipt waren, een zwarte joggingbroek, één paar blauwkleurige schoenen met witte strepen, één paar zwarte handschoenen, een zwarte revolver met een bruine handgreep en een plastic tas. Uit onderzoek is gebleken dat de revolver een omgebouwd gasrevolver betreft waarmee scherpe munitie kan worden afgevuurd. In deze revolver zijn zes bijbehorende kogelpatronen aangetroffen.
De rechtbank stelt vast dat deze voorwerpen - die kort na en dichtbij de plaats van de overval in het park zijn aangetroffen - van de dader zijn. Deze voorwerpen komen nagenoeg geheel overeen met de omschrijving die de aangeefster heeft gegeven van de kleding, de schoenen, het vuurwapen en het plastic tasje van de dader. Ook blijkt uit de wijze waarop deze voorwerpen zijn aangetroffen dat deze in grote haast zijn uitgetrokken en achtergelaten. De schoenen waren nog gestrikt en het windjack en de joggingbroek waren binnenstebuiten gekeerd. Verder komt ook de omschrijving door de twee passanten op de Dennenlaan van de man die richting de ingang van het Dubbelsteynpark rende overeen met het signalement van de dader dat door de aangeefster en de andere getuigen is gegeven. Daarnaast zijn er kort na het aantreffen van deze voorwerpen ook meerdere muntstukken van 1 en 2 euro aangetroffen aan het begin van de Dennenlaan en blijkt uit de aangifte dat het door de verdachte meegenomen geldbedrag ook uit dat soort munten bestond.
Onder andere de sjaal en de bivakmuts zijn bemonsterd op de aanwezigheid van DNA en deze bemonsteringen zijn voor verdere analyse door het Nederlands Forensisch Instituut verstuurd naar “The Maastricht Forensic Institute” (TMFI) en daar onderzocht.
Uit de bemonstering van de sjaal is een DNA-mengprofiel verkregen, met daarin een DNA-hoofdprofiel dat afkomstig is van een man. Nadat het DNA-profiel van de verdachte na een veroordeling op 1 maart 2019 in de DNA-databank werd opgenomen en werd vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen, bleek het DNA-
hoofdprofiel dat is aangetroffen op de sjaal volledig te matchen met het DNA-profiel van de verdachte.
Uit de bemonstering van de bivakmuts is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal drie personen, van wie zeker één man. Na vergelijking met het DNA-profiel van de verdachte is door het TMFI geconcludeerd dat de verdachte één van de donoren hiervan kan zijn. Het TMFI heeft geconcludeerd dat de resultaten van het onderzoek
zeer veelwaarschijnlijker (10.000-1.000.000) zijn wanneer deze bemonstering DNA bevat van de verdachte en twee onbekende, niet verwante personen dan wanneer deze DNA bevat van drie onbekende, niet verwante personen.
De rechtbank stelt vast dat deze resultaten in extreem sterke mate er op wijzen dat de op de sjaal en de bivakmuts aangetroffen DNA-profielen zijn veroorzaakt door de verdachte. Verder stelt de rechtbank vast dat de verdachte, gelet op zijn eigen verklaring hierover bij de politie, ook qua postuur en lengte past in de gegeven signalementen en dat zijn schoenmaat overeen komt met die van de aangetroffen schoenen.
Deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, zijn in sterke mate redengevend voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval. De verdachte heeft hierover niet bij de politie, maar evenmin op de zitting een verklaring gegeven. Een redelijke verklaring van hem die de genoemde redengevendheid ontzenuwt, ontbreekt dus. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 ten laste gelegde gewapende overval heeft gepleegd. Deze overval is te kwalificeren als afpersing omdat de verdachte door geweld en bedreiging met geweld de aangeefster heeft gedwongen tot afgifte van het geldbedrag.
Gelet op het voorgaande is ook bewezen dat de verdachte een vuurwapen met munitie voorhanden heeft gehad, zoals onder 2 ten laste is gelegd.