ECLI:NL:RBROT:2021:5434

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juni 2021
Publicatiedatum
15 juni 2021
Zaaknummer
10/111943-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreiging, poging zware mishandeling en mishandeling na vechtpartij tussen buren

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 11 juni 2021, stond de verdachte terecht voor meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, poging zware mishandeling en mishandeling. De zaak ontstond na klachten over geluidsoverlast van de bovenburen, wat leidde tot een vechtpartij tussen de aangever en de verdachte. De aangever beschuldigde de verdachte van bedreigingen via Facebook Messenger en het steken met een mes in zijn hoofd. De rechtbank heeft de verklaringen van beide partijen zorgvuldig gewogen, maar kwam tot de conclusie dat de verklaringen niet zonder meer bruikbaar waren voor het bewijs, gezien de voorgeschiedenis van conflicten tussen de buren.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van de bedreiging, omdat de uitlatingen in de chat niet voldoende overtuigend waren om redelijke vrees bij de aangever te rechtvaardigen. Ook de poging zware mishandeling werd niet bewezen, omdat er geen objectief bewijs was dat de verwonding aan het hoofd van de aangever door de verdachte was veroorzaakt. De rechtbank merkte op dat er geen medische verklaring was die de aard van de verwonding duidde. Tot slot werd de verdachte ook vrijgesproken van de mishandeling van de moeder van de aangever, omdat ook hiervoor geen objectief bewijs beschikbaar was.

De rechtbank verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, aangezien de verdachte van de feiten was vrijgesproken. De kosten van de verdediging werden op nihil begroot. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/111943-20
Datum uitspraak: 11 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. R.H.P. Feiner, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 mei 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Vrijspraak

Standpunt officier van justitie
De onder 3 ten laste gelegde bedreiging van de aangever [naam slachtoffer 1] (hierna: de aangever) is wettig en overtuigend bewezen. Vast staat dat de verdachte hem via Facebook Messenger berichten heeft gestuurd met daarin de ten laste gelegde bewoordingen. Deze bewoordingen kunnen naar objectieve maatstaven bezien redelijke vrees opwekken en zijn daarom als (strafbaar) bedreigend aan te merken.
Ook is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aangever heeft mishandeld door hem met een mes te steken in zijn hoofd. De verklaring van de aangever vindt op dit punt niet alleen ondersteuning in de verklaringen van zijn moeder [naam getuige 1] en zijn neef [naam getuige 2] , maar ook in objectief bewijs, namelijk de bevindingen van de verbalisanten met betrekking tot het aantreffen van de aangever met een snijwond op zijn hoofd en de foto van deze wond.
Beoordeling
De verdachte woont met zijn ouders onder de moeder van de aangever. Tussen deze buren zijn in de loop van jaren meerdere conflicten geweest in verband met geluidsoverlast door de familie van de aangever. Hierbij is een aantal keer de politie betrokken geweest. Op 17 april 2020 is een dergelijk conflict geëscaleerd. Er is een vechtpartij ontstaan tussen in ieder geval de verdachte en de aangever. Over wat er precies is gebeurd, lopen de verklaringen van beide families sterk uiteen. De tegenstrijdigheden zijn, mede gelet op de voorgeschiedenis van het conflict, zodanig dat het voor de vraag of de ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden aankomt op de objectieve bevindingen in het dossier.
Feit 3
Voor bewezenverklaring van bedreiging is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd.
Vastgesteld kan worden dat de verdachte de in de tenlastelegging vermelde uitlatingen aan de aangever heeft gestuurd en dat deze naar hun aard als bedreigend zijn aan te merken. Gelet op de context waarin deze uitlatingen zijn gedaan en de reactie hierop door de familie van de aangever heeft de rechtbank echter niet de overtuiging dat die uitlatingen konden leiden tot de redelijke vrees bij de aangever dat de verdachte hem wat aan zou doen. De uitlatingen zijn gedaan in een chat tussen de verdachte en de aangever over geluidsoverlast vanuit de woning van de familie van de aangever. Uit het verloop van die chat blijkt niet dat de aangever ook maar enigszins onder de indruk is van het taalgebruik van de verdachte. Aan het eind bericht de aangever de verdachte dat hij bijna thuis is en zal gaan kijken. Kort daarna gaat de moeder van de aangever, gevolgd door hemzelf en zijn neef, naar de woning van de familie van de verdachte en belt daar aan. Gelet op deze gang van zaken komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde bedreiging, zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Feit 1
Vaststaat dat de aangever tijdens de vechtpartij een verwonding aan zijn hoofd heeft opgelopen. Op basis van het dossier is echter niet met de vereiste mate van zekerheid vast te stellen wat de aard en oorzaak van deze verwonding is geweest. Voor de verklaring van de aangever dat hij door de verdachte in zijn hoofd is gestoken, is namelijk onvoldoende ondersteuning te vinden in objectief bewijs. Over de verwonding is niet meer beschikbaar dan een beschrijving door de verbalisanten en een door hen gemaakte foto. In het dossier ontbreekt een verklaring van bijvoorbeeld een forensisch arts met daarin een medische duiding van de verwonding. Hierdoor kan niet worden vastgesteld of het een steek- of snijwond betreft die met een mes of ander scherp of puntig voorwerp kan zijn toegebracht. Dit betekent dat verdachte ook van dit feit wordt vrijgesproken.
Feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 2 ten laste gelegde mishandeling van [naam slachtoffer 2] niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering eveneens zal worden vrijgesproken.

5..Vorderingen benadeelde partijen

Vorderingen
Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
  • [naam slachtoffer 1] , vertegenwoordigd door mr. R.G. van der Laan, advocaat te Leiden, ter zake van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten. Hij vordert een vergoeding van € 1.300,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met het verzoek om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • [naam slachtoffer 2] , vertegenwoordigd door mr. R.G. van der Laan, advocaat te Leiden, ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. Zij vordert een vergoeding van € 500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met het verzoek om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Beoordeling
De benadeelde partijen zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte van de feiten ter zake waarvan deze vorderingen zijn ingediend wordt vrijgesproken.
In verband hiermee zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten worden begroot op nihil.

6..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en V.F. Milders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 17 april 2020 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
eenmaal of meer meermalen, met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp,
in het hoofd en/of de borst, in elk geval het lichaam van voornoemde [naam slachtoffer 1] , heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 april 2020 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
[naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem eenmaal of meer meermalen, met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in het hoofd en/of de borst, in elk geval het lichaam van voornoemde [naam slachtoffer 1] , te steken en of snijden;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 17 april 2020 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
[naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar in/tegen het lichaam te trappen/schoppen;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 17 april 2020 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
[naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer 1] (via Facebook Messenger) dreigend de woorden toe te voegen "Doe die kkr torrie uit" en/of "anders gaa ik julie vegeb" en/of "K ga jullie benen breken een voor een", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)