Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[naam eiseres], eiseres, beiden te [woonplaats] , samen: eisers
Rechtbank Rotterdam
Op 9 juni 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, [naam eiser] en [naam eiseres], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. De zaak betreft een beroep tegen de herziening van het recht op bijstand van eisers op grond van de Participatiewet (Pw) over de periode van 1 januari 2019 tot en met 19 mei 2019. Verweerder had in een besluit van 30 oktober 2020 het recht op bijstand herzien en een bedrag van € 3.550,69 teruggevorderd. In het daaropvolgende bestreden besluit van 21 januari 2021 werd het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 9 juni 2021 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en heeft verweerder zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. J.F. Jim. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat eisers niet voldoen aan de voorwaarden voor bijstandsverlening op grond van de Pw, omdat eiser voldoet aan de criteria van een 'zelfstandige' zoals gedefinieerd in het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Eiser had in zijn aangifte inkomstenbelasting de zelfstandigenaftrek toegepast, terwijl hij niet meer dan 1225 uur per jaar als zelfstandige werkzaam mocht zijn. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had geoordeeld dat eiser in de betreffende periode als zelfstandige moest worden aangemerkt, waardoor hij geen recht had op bijstand op grond van de Pw. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees partijen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.