ECLI:NL:RBROT:2021:5402

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
14 juni 2021
Zaaknummer
ROT 21/998
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen herziening bijstandsrecht op grond van de Participatiewet en zelfstandigheidseisen

Op 9 juni 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, [naam eiser] en [naam eiseres], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. De zaak betreft een beroep tegen de herziening van het recht op bijstand van eisers op grond van de Participatiewet (Pw) over de periode van 1 januari 2019 tot en met 19 mei 2019. Verweerder had in een besluit van 30 oktober 2020 het recht op bijstand herzien en een bedrag van € 3.550,69 teruggevorderd. In het daaropvolgende bestreden besluit van 21 januari 2021 werd het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 9 juni 2021 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en heeft verweerder zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. J.F. Jim. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat eisers niet voldoen aan de voorwaarden voor bijstandsverlening op grond van de Pw, omdat eiser voldoet aan de criteria van een 'zelfstandige' zoals gedefinieerd in het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Eiser had in zijn aangifte inkomstenbelasting de zelfstandigenaftrek toegepast, terwijl hij niet meer dan 1225 uur per jaar als zelfstandige werkzaam mocht zijn. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had geoordeeld dat eiser in de betreffende periode als zelfstandige moest worden aangemerkt, waardoor hij geen recht had op bijstand op grond van de Pw. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees partijen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/998
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juni 2021 in de zaak tussen
[naam eiser], eiser, en
[naam eiseres], eiseres, beiden te [woonplaats] , samen: eisers
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. J.F. Jim).

Procesverloop

In het besluit van 30 oktober 2020 (primair besluit) heeft verweerder het recht op bijstand van eisers op grond van de Participatiewet (Pw) over de periode van 1 januari 2019 tot en met 19 mei 2019 herzien en een bedrag van € 3.550,69 van hen teruggevorderd.
In het besluit van 21 januari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juni 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Aan de zijde van eiser is tevens verschenen [persoon A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. In deze zaak gaat het om de vraag of verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eisers niet langer voldoen aan de voorwaarden voor het recht op bijstand op grond van de Participatiewet (Pw), omdat eiser voldoet aan de vereisten van een zelfstandige als bedoeld in Artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder in plaats daarvan had moeten kijken naar het totale bedrijfsresultaat. Nu dat onder de norm van een bijstandsuitkering op grond van de Pw valt, bestaat er toch recht op bijstand op grond van de Pw.
2. De rechtbank stelt vast dat eiser er bij besluit van 24 december 2018 op is gewezen dat hij niet meer dan 1225 uur per jaar als zelfstandige werkzaam mag zijn, en geen zelfstandigenaftrek bij de aangifte inkomstenbelasting mag toepassen. Eiser heeft bij zijn aangifte inkomstenbelasting over 2019 desondanks de zelfstandigenaftrek toegepast en heeft verklaard dat hij meer dan 1225 uur als zelfstandige werkzaam is geweest. Uit de door eiser aan de Belastingdienst verstrekte informatie volgt dat hij aan het urencriterium voldeed en de zelfstandigenaftrek heeft genoten. Eiser heeft niet betwist dat hij aan de overige in artikel 1, aanhef en onder b, van het Bbz 2004 gestelde voorwaarden heeft voldaan. Verweerder heeft eiser dan ook, in de periode vanaf 1 januari 2019 tot en met 19 mei 2019, terecht aangemerkt als een zelfstandige in de zin van de Bbz 2004. Dat betekent dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor een uitkering op grond van de Pw, waardoor de rechtbank niet toekomt aan een toets van de door eiser behaalde bedrijfsresultaten. Zelfstandigen kunnen onder omstandigheden een beroep doen op een uitkering op grond van de Bbz 2004, maar niet op grond van de Pw. De beroepsgrond slaagt niet.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
5. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2021 door mr. M.I. Blagrove, rechter, in aanwezigheid van mr. C.I. Kieviet, griffier.
De griffier is verhinderd te tekenen De rechter is verhinderd te tekenen
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.