ECLI:NL:RBROT:2021:5367

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juni 2021
Publicatiedatum
11 juni 2021
Zaaknummer
10/754548-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de smokkel van 13 Albanezen met partiële vrijspraak voor verblijfshulp

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juni 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De verdachte was betrokken bij de smokkel van dertien Albanese personen, die op 5 december 2020 in de laadruimte van zijn bestelbus werden aangetroffen tijdens een controle in Hoek van Holland. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met zijn medeverdachte, op de hoogte moest zijn geweest van de aanwezigheid van deze personen in de laadruimte en dat zij hen illegaal naar het Verenigd Koninkrijk wilden vervoeren. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van het onderdeel 'uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf', omdat de wetgeving sinds 2005 een duidelijke scheiding maakt tussen het helpen bij doorreis en het helpen bij verblijf. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 35 maanden, met aftrek van voorarrest, en beval de gevangenneming van de verdachte. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op het overheidsbeleid tegen illegale migratie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/754548-20
Datum uitspraak: 11 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven op het adres:
[adres].

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 mei 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M. al Mansouri, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, met uitzondering van het onderdeel “behulpzaam zijn geweest bij het zich verschaffen van verblijf”;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van
2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdachte
De verdachte heeft bij de politie onder andere verklaard niets af te weten van de aanwezigheid van de dertien vreemdelingen die in de laadruimte van het door hem bestuurde busje zijn aangetroffen. Hij is, samen met zijn vriendin [naam medeverdachte] (hierna: de medeverdachte), op 3 december 2020 vanuit Engeland naar Duitsland gereisd met een door hen gehuurde bestelbus, met een overtocht met de ferry vanaf Dover naar Calais. Zij hebben twee nachten overnacht in [naam hotel] in Duisburg. Het doel van deze reis was ontspanning en het kopen van tweedehands meubels voor hun nieuwe woning. De verdachten hebben in Duitsland ook daadwerkelijk tweedehands meubels gekocht. Volgens de verklaring van de verdachte hebben de medewerkers van de meubelzaak de laadruimte van het busje met de meubels ingeruimd, terwijl de verdachte met de medeverdachte een stuk heeft gewandeld. Zowel de verdachte als de medeverdachte hebben dus niet gezien hoe de laadruimte is ingeruimd. Evenmin hebben zij bij terugkomst bij het busje gecontroleerd of al hetgeen zij gekocht hadden, in de laadruimte was gezet, aldus de verdachte.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het dossier blijkt het volgende.
Op 5 december 2020 vond te Hoek van Holland een controle van uitreizende voertuigen plaats voor de ferry Stena Britannica richting Harwich, Groot-Brittannië. In de laadruimte van de bestelbus, die werd bestuurd door de verdachte, werden tussen meubels en witgoed dertien personen met de Albanese nationaliteit aangetroffen.
Uit onderzoek is gebleken dat één van de kasten was vastgemaakt met spanband. Het sluitmechanisme zat aan de buitenkant aan de achterkant van het voertuig. Hierdoor is het niet mogelijk geweest dat deze vanuit de laadruimte is vastgezet, maar moet dit zijn gedaan door iemand die buiten het voertuig stond. Voor de schuifdeur aan de linkerzijde stond een grote kast, die het gebruik van de schuifdeur blokkeerde.
Een aantal vreemdelingen heeft verklaard op 5 december 2020 vroeg in de ochtend, rond 07:00 à 08:00 uur, te zijn ingestapt in het bestelbusje waarin zij zijn aangetroffen. De laadruimte stond volgens een aantal van hen op dat moment al vol met meubels en witgoed. Volgens een aantal vreemdelingen was de instaplocatie in Duisburg, nabij een park.
Vreemdeling [naam vreemdeling 1] heeft verklaard dat de chauffeur van het bestelbusje naar hen heeft gezwaaid, waardoor zij wisten waar zij moesten zijn. Ook heeft hij verklaard dat de chauffeur met een vrouw was. Vreemdeling [naam vreemdeling 2] heeft dit beaamd.
In de telefoon van vreemdeling [naam vreemdeling 3] is een chatbericht van 2 december 2020 aangetroffen, waaruit onder meer blijkt dat ze met een schip naar Engeland toe gaan, aan boord van het schip in het bestelbusje moeten blijven en dat de chauffeur ook in het hotel is.
Uit het dossier blijkt tot slot dat meerdere vreemdelingen, net als de verdachten, in [naam hotel] hebben overnacht.
Gelet op deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank de verklaring van de verdachte, dat hij niet wist van de aanwezigheid van de vreemdelingen in de bestelbus, ongeloofwaardig.
De vreemdelingen waren ingesloten in de laadruimte van de bestelbus, terwijl de feitelijke omstandigheden betreffende (de belading van) de bus erop wijzen dat iemand hen van buiten af heeft ingesloten. Dat de vreemdelingen in de laadruimte van de bestelbus zijn “ingeslopen” is daarmee reeds uitgesloten.
De rechtbank ziet voorts geen reden om aan de verklaringen van de vreemdelingen te twijfelen. Meerdere van hen hebben verklaard dat zij in het bestelbusje zijn gestapt op de vroege ochtend van 5 december 2020, in de buurt van een park. Indien de verklaring van de verdachte gevolgd zou worden (onder meer inhoudende dat hij geen enkele wetenschap heeft gehad van het instapmoment van de vreemdelingen), zou dit betekenen dat het bestelbusje op het moment van instappen door de vreemdelingen niet op slot zou zijn geweest en dat bovendien tijdens het inladen van de meubels per toeval ruimte in de laadruimte zou zijn overgehouden. De rechtbank acht deze combinatie van toevalligheden niet aannemelijk. Daarbij komt dat een aantal van de aangetroffen vreemdelingen in hetzelfde hotel verbleef als de verdachte en de medeverdachte, een vreemdeling blijkens een chatgesprek ook wist dat “de chauffeur” in hetzelfde hotel verbleef en twee andere vreemdelingen hebben verklaard dat de chauffeur naar hen heeft gezwaaid, vlak voor het instappen in de laadruimte van het bestelbusje.
De rechtbank acht het daarnaast onaannemelijk dat de verdachten een dure reis zouden hebben afgelegd om tweedehands meubels te kopen ter waarde van € 350,00. De verdachten hebben (volgens hun eigen verklaring) ten minste £ 1200 (Gbp) aan kosten gemaakt voor de huur van de bus, de overtocht van Dover naar Calais en de hotelovernachtingen in Duisburg. Dit geldt te meer nu de medeverdachte bij de politie heeft verklaard niet precies te weten wat voor soort meubels zij hebben gekocht en dat de verdachten niet hebben gecontroleerd of alles wat zij hadden gekocht ook ingeladen was in de bus.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het dan ook op basis van voornoemde feiten en omstandigheden niet anders zijn, dan dat de vreemdelingen conform een afspraak in de laadruimte van de door de verdachte bestuurde bestelbus zijn gestapt, dat de verdachte op de hoogte moet zijn geweest van de aanwezigheid van de vreemdelingen in de laadruimte van zijn bestelbus en dat het zijn bedoeling was dat zij door hem en de medeverdachte - ongemerkt en illegaal - naar Engeland zouden worden vervoerd.
Medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bewijsmiddelen dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich - samen met zijn medeverdachte - heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van mensensmokkel.
Verblijf
In mensensmokkelzaken waarbij het gaat om het vervoeren van personen wordt doorgaans zowel het behulpzaam zijn bij doorreis (artikel 197a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr)) als het (uit winstbejag) behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf (artikel 197a, tweede lid, Sr) ten laste gelegd. Voor wat betreft het begrip ‘
verblijf’wordt in dat geval gewezen op de ruime uitleg die de Hoge Raad in 2003 aan ‘het verblijven’ in artikel 197a Sr (oud) heeft gegeven, namelijk elk zich ophouden (zie het arrest van de Hoge Raad van 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL3537).
In 2005 is het behulpzaam zijn bij doorreis toegevoegd aan artikel 197a Sr. Sindsdien ontbreekt de noodzaak om het vervoeren van personen onder deze ruime uitleg van ‘het verblijven’ te laten vallen. Daarom zal de rechtbank in zaken waarbij het
alleengaat om het vervoeren van personen en waarin zowel het behulpzaam zijn bij doorreis (artikel 197a, eerste lid, Sr) als het uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf (artikel 197a, tweede lid, Sr) ten laste zijn gelegd, alleen nog het behulpzaam zijn bij doorreis bewezen verklaren.
De rechtbank zal de verdachte om die reden (partieel) vrijspreken van het uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het onderdeel “uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf”.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij,
op5 december 2020 te
Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, en Duitsland
tezamen en in vereniging met een ander,
anderen, te weten 13, personen, met de Albanese nationaliteit,
-behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of Duitsland en/of het Verenigd Koninkrijk, zijnde een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York
tot stand gekomenProtocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York
tot stand gekomenVerdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, en genoemde personen daartoe gelegenheid
enmiddelen heeft verschaft
door
-een busje te huren (met Brits kenteken [kentekennummer]) en
-bovengenoemde personen in de laadruimte van genoemd busje tussen meubels en witgoed te vervoeren door Duitsland en Nederland richting Hoek van Holland om vervolgens de veerboot naar het Verenigd Koninkrijk te nemen, en
-tickets aan te schaffen voor de ferry (Stena Line) van Hoek van Holland naar het Verenigd Koninkrijk,
en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar
/totNederland en/of Duitsland en/of het Verenigd Koninkrijk gefaciliteerd ,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader, wisten dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de smokkel van dertien personen met de Albanese nationaliteit, door hen in de laadruimte van een bestelbus, die gedeeltelijk was gevuld met meubels en witgoed, vanuit Duitsland naar Nederland te vervoeren met de bedoeling om vervolgens door te reizen naar het Verenigd Koninkrijk.
Door mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal
verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie
doorkruist, maar wordt ook bijgedragen aan de instandhouding van een illegaal circuit. De handelwijze van de verdachte ondermijnt dit beleid. Ook leiden dit soort feiten gemakkelijk tot vormen van uitbuiting en misbruik van kwetsbare personen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een blanco uittreksel uit de justitiële documentatie in Nederland van 16 april 2021.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van langere duur. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Anders dan door de officier van justitie is gevorderd, ziet de rechtbank geen aanleiding om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Bevel gevangenneming

Gelet op de aard en het lucratieve karakter van het bewezen verklaarde feit en de duur van de op te leggen gevangenisstraf, zal de rechtbank de gevangenneming van de verdachte bij de uitspraak van het vonnis bevelen.

9..Toepasselijk wettelijk voorschrift

Gelet is op artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 35 (vijfendertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beveelt de gevangenneming van de verdachte. Dit bevel is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. F. Wegman en A.M. van der Leeden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, in of omstreeks de periode van 4 december 2020 tot en met 5 december 2020 te
Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, althans in Nederland, en/of Duitsland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een ander of anderen, te weten 13, althans één of meer, personen, met de Albanese nationaliteit, althans van buitenlandse afkomst,
-behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of Duitsland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, en/of het Verenigd Koninkrijk, zijnde een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, en/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
-uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of Duitsland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, en/of het Verenigd Koninkrijk, zijnde een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
door
-een busje te (laten) huren (met Brits kenteken [kentekennummer]) en/of
-bovengenoemde personen in (de laadruimte van) genoemd busje (tussen meubels en/of witgoed) te (laten) vervoeren door Duitsland en/of Nederland richting Hoek van Holland om vervolgens de veerboot naar het Verenigd Koninkrijk te nemen, en/of
-ticket(s) aan te (laten) schaffen voor de ferry (Stena Line) van Hoek van Holland naar het Verenigd Koninkrijk,
en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar en/of het verblijf in Nederland en/of Duitsland en/of het Verenigd Koninkrijk georganiseerd en/of gefaciliteerd en/of gecoördineerd,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s), wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf wederrechtelijk was.