In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de minderjarige [naam kind], geboren in 2004. De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering had verzocht om [naam kind] in een gesloten accommodatie te plaatsen vanwege ernstige zorgen over zijn gedrag, waaronder vermoedelijke betrokkenheid bij drugshandel en andere criminele activiteiten. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige niet aanwezig was. De ouders, vertegenwoordigers van de GI en een gedragswetenschapper waren wel aanwezig.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] sinds 2016 onder toezicht staat en dat er tot nu toe geen effectieve hulpverlening heeft plaatsgevonden. Er zijn zorgen over zijn licht verstandelijke beperking en het gebrek aan vertrouwen in volwassenen, wat zijn behandeling bemoeilijkt. Ondanks de zorgen over zijn veiligheid en gedrag, heeft de kinderrechter geoordeeld dat de gronden voor een machtiging gesloten jeugdhulp niet voldoende zijn om deze maatregel te rechtvaardigen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er geen concrete behandeldoelen zijn geformuleerd en dat het ontbreken van alternatieven in de jeugdzorg niet voldoende reden is om een gesloten plaatsing te bevelen.
De kinderrechter heeft het verzoek tot machtiging gesloten jeugdhulp afgewezen en benadrukt het belang van het vinden van een duurzame oplossing voor [naam kind], die ook na zijn meerderjarigheid kan doorlopen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.