ECLI:NL:RBROT:2021:5262

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
C/10/615835 / JE RK 21-783
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met aandacht voor passende woonruimte en hulpverlening

In deze zaak heeft de kinderrechter op 9 april 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige]. De moeder, die in 2019 vanuit Curaçao naar Nederland is gekomen, heeft het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige], die momenteel in een pleeggezin verblijft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder momenteel in een hotel verblijft op kosten van de gemeente en dat er dringend gezocht wordt naar een passende woonruimte voor haar en haar kinderen. De GI heeft verzocht om de verlenging van de uithuisplaatsing, omdat de moeder nog niet over een stabiele woonplek beschikt en er aanvullende hulpverlening nodig is om haar te ondersteunen bij de opvoeding van [voornaam minderjarige] en zijn broer [naam broer minderjarige]. De kinderrechter heeft de noodzaak van de verlenging onderbouwd met de instabiele woonsituatie van de moeder en de kwetsbare gezondheid van de moeder, die medische begeleiding en opvoedondersteuning vereist. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 28 juni 2021, met de verwachting dat de GI eerder tot een terugplaatsing zal overgaan indien aan de bodemeisen wordt voldaan. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/615835 / JE RK 21-783
Datum uitspraak: 9 april 2021

Beschikking

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2019 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige]
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

Mw. [naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van 28 maart 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het verzoek met bijlagen van de GI van 29 maart 2021, ingekomen bij de griffie op 29 maart 2021.
Op 9 april 2021 heeft de kinderrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. K. Renssen;
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Papiamentse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van
dhr. [naam tolk] , tolk in de Papiamentse taal.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 11 februari 2020 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 11 februari 2022. Bij beschikking van 28 maart 2021 is [voornaam minderjarige] met spoed uit huis geplaatst in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van vier weken, tot 25 april 2021. De beslissing is voor het overige aangehouden.
Het aangehouden verzoek
De GI heeft op 28 maart 2021 verzocht om [voornaam minderjarige] met spoed uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van (in totaal) drie maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de te geven beschikking.
De GI handhaaft het resterende gedeelte van het verzoek en licht het als volgt toe. Er wordt met spoed gezocht naar een geschikte woonplek voor de moeder, [voornaam minderjarige] en haar andere zoon [naam broer minderjarige] , die bij Ipse de Bruggen verblijft. De moeder verblijft op dit moment in een hotel op kosten van de gemeente. Omdat dit een tijdelijke oplossing en geen geschikte plaats voor [voornaam minderjarige] is, verblijft hij in het pleeggezin waar hij eerder is geplaatst. De moeder wordt in staat geacht om voor de kinderen te zorgen. Het is dan ook de bedoeling om toe te werken naar een terugplaatsing van [voornaam minderjarige] (en [naam broer minderjarige] ) wanneer aan de bodemeisen is voldaan. De belangrijkste bodemeis is dat de moeder moet beschikken over een passende woning. Daarom is een urgentieverklaring aangevraagd. De verwachting is dat het zes tot acht weken duurt voordat deze is verkregen, waarna er een woning gevonden dient te worden. Daarnaast zijn er andere bodemeisen waaraan voldaan dient te worden. Vanwege de kwetsbare gezondheid van de moeder is het van belang dat er medische begeleiding voor haar komt. Daarnaast dient er opvoedondersteuning of gezinsbegeleiding te worden ingezet, om haar te ondersteunen bij de opvoeding en verzorging. De GI verwacht vanwege de tijd die het kost om aan de bodemeisen te voldoen dat een machtiging voor de verzochte duur noodzakelijk is. Mocht het mogelijk zijn om eerder een passende woning te vinden en de nodige hulpverlening in te zetten, dan is de GI voornemens om [voornaam minderjarige] eerder terug te plaatsen.

Het standpunt van de moeder

De moeder verzet zich, mede bij monde van haar advocaat, niet tegen het verzoek van de GI. De moeder hoopt dat [naam broer minderjarige] en [voornaam minderjarige] zo snel mogelijk weer bij haar kunnen wonen. Zolang zij geen passende woning heeft, is er geen betere optie dan dat [voornaam minderjarige] tijdelijk bij het pleeggezin verblijft, waar hij eerder geplaatst is geweest. De moeder is tevreden over het pleeggezin waar [voornaam minderjarige] verblijft. Totdat [voornaam minderjarige] teruggeplaatst kan worden, zou de moeder hem wel graag vaker zien in het pleeggezin dan thans het geval is.
De moeder ziet geen aanleiding voor het inzetten van opvoedondersteuning of gezingsbegeleiding, omdat zij volgens haar goed voor haar kinderen kan zorgen, maar waanneer de GI dit noodzakelijk vindt zal ze daaraan meewerken. De moeder erkent dat zij een kwetsbare gezondheid heeft, die maakt dat zij veel rust nodig heeft en niet teveel stress moet ervaren. Haar gezondheid belemmert haar echter niet bij de opvoeding en verzorging van [voornaam minderjarige] (en [naam broer minderjarige] ).

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
De moeder is in 2019 vanuit Curaçao naar Nederland gekomen zonder dat zij een vaste woon- of verblijfplaats had. Ten gevolge van de instabiele woonsituatie van de moeder is [voornaam minderjarige] lange tijd uit huis geplaatst geweest bij een pleeggezin. Van november 2020 tot eind maart 2021 heeft hij met zijn moeder in een babyhuis verbleven. In de afgelopen periode is dit verblijf niet duurzaam en stabiel gebleken en is het verblijf van de moeder en [voornaam minderjarige] in het babyhuis abrupt geëindigd, omdat de moeder volgens het babyhuis onvoldoende zou communiceren en samenwerken. [voornaam minderjarige] is met instemming van de moeder in zijn voormalige pleeggezin geplaatst. De moeder verblijft momenteel op kosten van de gemeente in een hotel.
De bedoeling is dat de komende periode naar een terugplaatsing van [voornaam minderjarige] (en [naam broer minderjarige] ) bij de moeder wordt toegewerkt. Voordat een terugplaatsing mogelijk is dient de moeder echter over passende woonruimte te beschikken. Daarnaast dient er volgens de GI gezien de eerdere instabiele situatie en de kwetsbare gezondheid van de moeder medische begeleiding en opvoedondersteuning of gezinsbegeleiding te worden ingezet. Er is inmiddels een urgentieverklaring aangevraagd. De medische begeleiding kan binnenkort starten. De opvoedondersteuning of gezinsbegeleiding kan worden aangevraagd, zodra bekend is waar de moeder met de kinderen gaat wonen en wie de hulpverlening gaat uitvoeren. De moeder heeft ter zitting toegezegd gezegd dat zij mee zal werken aan de hulpverlening, als die nodig wordt gevonden om haar te ondersteunen bij de opvoeding en verzorging van de kinderen. Naar verwachting zal het enkele maanden duren voor de moeder een passende woning krijgt en de noodzakelijk hulpverlening kan worden ingezet. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] verlengen tot 28 juni 2021.
De kinderrechter gaat ervan uit dat de GI eerder tot een terugplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de moeder zal overgaan, indien voor de afloopdatum van de machtiging aan de bodemeisen wordt voldaan.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 28 juni 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2021 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. de Leeuw, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 29 april 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.