ECLI:NL:RBROT:2021:5221

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
C/10/614439 / JE RK 21-552 en C/10/614655 / JE RK 21-590
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 9 maart 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 8 juni 2021, in afwachting van de uitkomst van een KSCD-onderzoek. De minderjarige verblijft momenteel in een crisisopvang en heeft een belast verleden met trauma's en huiselijk geweld. De ouders van [voornaam minderjarige] hebben een conflictueuze relatie en er zijn zorgen over hun persoonlijke problematiek. De kinderrechter oordeelt dat het noodzakelijk is dat [voornaam minderjarige] op een plek verblijft waar zij tot rust kan komen en dat de ouders werken aan hun problemen. De GI heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, wat door de ouders wordt gesteund. De kinderrechter heeft de behandeling van het overige verzochte aangehouden tot een latere zittingsdatum.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/614439 / JE RK 21-552 en C/10/614655 / JE RK 21-590
Datum uitspraak: 9 maart 2021

Beschikking verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2008 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

Mw. [naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats] ,

Dhr. [naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. H. Asal, te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 3 maart 2021, ingekomen bij de griffie op 4 maart 2021.
- de beschikking van de kinderrechter van 8 maart 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Op 9 maart 2021 heeft de kinderrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- [voornaam minderjarige] , die voorafgaand aan de mondelinge behandeling apart is gehoord;
- de moeder;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. H. Asal;
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] verblijft in een crisisopvang.
Bij beschikking van 1 december 2020 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 1 december 2021. De kinderrechter heeft bij die beschikking ook een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een (netwerk)pleeggezin tot 1 mei 2021.
Bij beschikking van 8 maart 2021 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van vier weken, te weten tot 5 april 2021. De beslissing ten aanzien van het overig verzochte is aangehouden.

Het verzoek

De GI heeft (met spoed) verzocht een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI handhaaft het verzoek ter zitting en licht het als volgt toe.
[voornaam minderjarige] heeft een belast verleden met trauma’s en misbruik en zij is getuige geweest van huiselijk geweld. De gedragsproblematiek van [voornaam minderjarige] neemt in heftigheid toe en heeft laatstelijk geleid tot een escalatie bij de vader thuis, waarbij er sprake is geweest van fysieke en verbale agressie. Het is van belang dat [voornaam minderjarige] passende behandeling krijgt voor haar problematiek. Daarnaast is het van belang dat de vader aan zijn persoonlijke problematiek werkt. Verder dienen de ouders ondersteund te worden bij de opvoeding van [voornaam minderjarige] en het communiceren met elkaar over [voornaam minderjarige] . De komende periode is het de bedoeling dat het KSCD onderzoekt wat [voornaam minderjarige] nodig heeft, wat de ouders [voornaam minderjarige] kunnen bieden en wat de beste plek is voor [voornaam minderjarige] om te wonen. De GI heeft gezien de tijd die nodig is voor het KSCD-onderzoek een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling verzocht. De GI verzet zich echter niet tegen het verlenen van de machtiging voor een kortere duur, om tussentijds de stand van zaken te bespreken.

De standpunten

De moeder verzet zich ter zitting niet tegen het verzoek van de GI. Hoewel de moeder het liefst zou zien dat [voornaam minderjarige] bij haar thuis woont, ziet zij in dat in het belang is van [voornaam minderjarige] om tot rust te komen in de crisisopvang. De moeder wenst dat er passende hulpverlening voor [voornaam minderjarige] wordt ingezet, omdat zij al jaren last heeft van kind-eigen problematiek. Daarnaast staat de moeder open voor begeleiding om de communicatie met de vader te verbeteren.
De vader stemt, mede bij monde van zijn advocaat, ter zitting eveneens in met het verzoek van de GI. [voornaam minderjarige] heeft gedragsproblematiek waarvoor hulp noodzakelijk is. Het is op dit moment in het belang van [voornaam minderjarige] om in een crisisopvang te verblijven, omdat het de ouders in de thuissituatie niet lukt haar te bieden wat zij nodig heeft. De vader staat achter het KSCD-onderzoek en staat evenals de moeder open voor ondersteuning om de communicatie met de moeder te herstellen. Aangezien het vinden van de juiste hulp tijd kost, is het noodzakelijk dat de reeds verleende machtiging wordt verlengd. Omdat het wenselijk is dat de maatregelen van [voornaam minderjarige] en haar broers gelijk lopen en tussentijds een moment te hebben om de stand van zaken te bespreken, verzoekt de vader de machtiging te verlengen voor een kortere duur, te weten tot 8 juni 2021 en de behandeling van het overig verzochte aan te houden.

De mening van de minderjarige

[voornaam minderjarige] wil bij haar moeder wonen. Zij kan inmiddels beter omgaan met haar boosheid. Wel is het belangrijk dat de moeder meer warmte en liefde geeft. Verder is het belangrijk dat de ouders met elkaar kunnen praten over haar. Het is goed als zij hierbij hulp en begeleiding krijgen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
[voornaam minderjarige] heeft een belast verleden waarin zij getuige is geweest van huiselijk geweld tussen de ouders en op veel verschillende plekken heeft gewoond en verbleven. Bij [voornaam minderjarige] is er sprake van hechtingsproblematiek en emotie-regulatieproblematiek waardoor zij woede-uitbarstingen heeft waarbij zij fysiek en verbaal geweld gebruikt. Daarnaast hebben de ouders een conflictueuze relatie waardoor [voornaam minderjarige] zich in een loyaliteitsconflict bevindt. Voorts zijn er zorgen over de persoonlijke problematiek van de ouders. Zij houden zich wisselend aan de gemaakte veiligheidsafspraken en zij komen de afspraken met de hulpverlening niet altijd na. De afgelopen periode is na een escalatie bij de vader thuis gebleken dat [voornaam minderjarige] vanwege deze problematiek op dit moment niet bij de ouders kan wonen of in het netwerk kan verblijven.
Het is noodzakelijk dat duidelijk wordt welke behandeling voor [voornaam minderjarige] noodzakelijk is en vanuit welke woonsituatie deze behandeling beste geboden kan worden. De komende periode zal het KSCD daarnaar onderzoek doen. Intussen is het van belang dat [voornaam minderjarige] op een plek verblijft waar zij tot rust kan komen. De crisisopvang, waar zij nu verblijft, biedt haar die rust. Verder is het van belang dat de ouders werken aan hun persoonlijke problematiek, dat zij [voornaam minderjarige] ondersteunen en dat zij kunnen communiceren over [voornaam minderjarige] . De ouders hebben aangegeven open te staan voor hulpverlening daarvoor. Zij staan ook achter het door de GI beoogde traject, betreffende onder meer het onderzoek door het KSCD.
In afwachting van de uitkomst van het KSCD-onderzoek zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen tot 8 juni 2021. De behandeling van het overig verzochte zal worden aangehouden tot de hierna te noemen zittingsdatum.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 8 juni 2021;
verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de behandeling van het overige verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbenden, [voornaam minderjarige] en mr. Asal in deze zaak zal plaatsvinden op 27 mei 2021 te 13:30 uur in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. G.M. Paling, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbenden, [voornaam minderjarige] en mr. Asal;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan belanghebbenden en mr. Asal) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2021 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. de Leeuw, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 maart 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.