In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van vier kinderen, te weten [naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 27 mei 2020 en zou aflopen op 27 mei 2021. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van één jaar, omdat de moeder, die alleen voor de opvoeding van de kinderen staat, overbelast lijkt te zijn en niet in staat is om aan de ontwikkelingsbehoeften van de kinderen te voldoen.
Tijdens de zitting op 18 mei 2021 heeft de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.P. van Elswijk, haar standpunt toegelicht. De moeder was het niet eens met het verzoek tot verlenging en gaf aan dat de thuissituatie verbeterd was met de terugkeer van haar oudste zoon, [naam 3], die haar ondersteunt in de opvoeding. De kinderrechter heeft de situatie van de moeder en de kinderen zorgvuldig gewogen en vastgesteld dat de overbelasting van de moeder, die eerder een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen veroorzaakte, lijkt te zijn afgenomen. De kinderrechter concludeert dat er momenteel geen concrete doelen zijn voor de hulpverlening en dat de voortzetting van de gedwongen hulpverlening mogelijk een averechts effect kan hebben.
Daarom heeft de kinderrechter besloten het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. M. van Kuilenburg, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.