ECLI:NL:RBROT:2021:5166

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juni 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
ROT 20/4571
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een certificaat van goedkeuring voor een trampolinepark wegens tekortkomingen in schokabsorberende materialen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, de exploitant van een trampolinepark, en TÜV Nederland, de keuringsinstelling. Eiseres had verzocht om een certificaat van goedkeuring voor haar trampolinepark, maar dit verzoek werd geweigerd op basis van een inspectie die op 14 november 2019 had plaatsgevonden. De inspectie had 70 tekortkomingen aan het trampolinepark aan het licht gebracht, waaronder dat de gebruikte schokabsorberende materialen niet voldeden aan de geldende normen.

Eiseres betoogde dat de tekortkomingen eenvoudig verholpen konden worden en dat de eisen die aan de paddingen werden gesteld onterecht waren. Ze stelde dat de gebruikte materialen voldeden aan de veiligheidseisen van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen (Was). De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet had aangetoond dat de gebruikte materialen voldoende schokabsorberende eigenschappen hadden. De rechtbank concludeerde dat de keuringsinstelling terecht had geweigerd het certificaat af te geven, omdat de tekortkomingen niet waren weerlegd.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, omdat de bestreden tekortkomingen terecht aan haar waren tegengeworpen en de onbestreden tekortkomingen voldoende waren om de weigering van het certificaat te rechtvaardigen. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van de veiligheidsnormen en de verantwoordelijkheid van exploitanten om aan te tonen dat hun attracties veilig zijn.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/4571

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juni 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. E. Dans,
en

TÜV Nederland , verweerder,

gemachtigden: mr. P.A.J. Huijbregts en mr. E.E.M. Bakker.

Procesverloop

Bij besluit van 9 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd voor het trampolinepark [naam trampolinepark] van eiseres een certificaat van goedkeuring te verlenen.
Bij besluit van 14 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 23 april 2021 heeft eiseres nadere stukken ingediend.
Verweerder heeft bij brief van 3 mei 2021 een aanvullend verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, vergezeld door [persoon A] , bestuurder van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Daarnaast zijn verschenen [persoon B] en [persoon C] , werkzaam bij Sidijk B.V. en [persoon D] en [persoon E] , werkzaam bij TÜV Nederland.

Overwegingen

1. Eiseres exploiteert het trampolinepark [naam trampolinepark] te Amsterdam. Eiseres heeft verweerder, als aangewezen keuringsinstelling op grond van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen (Was), op 28 oktober 2019 verzocht haar trampolinepark te keuren ter verkrijging van een certificaat van goedkeuring.
2. Op 14 november 2019 heeft de keuring van het trampolinepark plaatsgevonden. Van deze inspectie is een rapport opgesteld. Op basis van dit rapport heeft verweerder vastgesteld dat sprake is van 70 tekortkomingen aan het trampolinepark waardoor het certificaat niet kan worden verstrekt.
3. Eiseres betoogt dat de tekortkomingen die in het rapport zijn genoemd voor het grootste gedeelte eenvoudig verholpen kunnen en zullen worden. Dat geldt echter niet voor punt SP170 dat inhoudt dat de in het trampolinepark gebruikte vloer- en framepaddingen niet voldoen aan de minimale eisen van EN12503-1:2013, type 5 of type 6. Volgens eiseres wordt deze eis ten onrechte gesteld. Daartoe betoogt zij dat niet door het Was noch door bijlage I dwingend wordt voorgeschreven dat de paddingen moeten voldoen aan de eisen van EN12503-1:2013, type 5 of type 6. Daarbij komt dat zij onmogelijk aan die eisen kan voldoen, omdat dergelijke paddingen voor het gebruik in trampolinehallen feitelijk niet verkrijgbaar zijn. Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat de paddingen die in haar trampolinepark worden gebruikt voldoen aan de normen van NEN-EN 1177 en dat zij daarmee voldoen aan de veiligheidseisen uit het Was. Daarnaast is er een groot aantal trampolineparken in Nederland dat gebruik maakt van dezelfde paddingen die niet aan de eisen van EN12503-1:2013, type 5 of type 6 voldoen. Die trampolineparken beschikken echter wel over een Was-certificaat, afgegeven door een keuringsinstantie waaronder verweerder, waardoor deze als veilig overeenkomstig artikel 4, van het Was moeten worden beschouwd.
4. De relevante regelgeving is in de bijlage bij deze uitspraak opgenomen.
5.1.
In het verweerschrift en ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de verwijzing in het rapport en het bestreden besluit naar EN12503:2013 niet betekent dat aan die norm moest worden voldaan. De verwijzing naar die norm was volgens verweerder slechts een oplossingsrichting waarmee het gebrek zou kunnen worden opgeheven. In het bestreden besluit staat dat de padding moet voldoen aan EN12503:2013, type 5 of 6. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit niet anders worden begrepen dan dat deze norm dwingend wordt voorgeschreven in die zin dat voor het trampolinepark [naam trampolinepark] uitsluitend een certificaat zou worden verstrekt als de paddingen aan die norm voldoen.
Nu verweerder zich in het verweerschrift en ter zitting op een ander standpunt stelt, is het bestreden besluit op dit punt niet zorgvuldig voorbereid. Dit betekent niet dat verweerder de onder SP170 vermelde tekortkoming ten onrechte aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd. Centraal bij die tekortkoming staat dat eiseres niet met bijvoorbeeld een certificaat of testrapport van de fabrikant heeft aangetoond dat de gebruikte schokabsorberende materialen voldoende schokabsorberende eigenschappen hebben. Eiseres heeft dat niet betwist. Verweerder heeft vervolgens de schokabsorberende eigenschappen van de paddingrand van de zogenoemde airbagpit en foam pit getest.
Daarbij is conform de ook volgens eiseres toepasselijke norm NEN-EN1177:2018 getest en geconcludeerd dat de valdemping niet aan die norm voldoet. Eiseres heeft dat niet betwist. De uitkomst van die test onderstreept het belang dat eiseres aantoonde dat de gebruikte schokabsorberende materialen voldoende schokabsorberende eigenschappen hebben. Nu zij dat ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet kon, heeft verweerder ook vanwege deze tekortkoming terecht geweigerd het gevraagde certificaat af te geven.
Wat eiseres verder heeft aangevoerd op dit punt, doet daar niet aan af en behoeft daarom geen bespreking.
5.2.
Het betoog van eiseres in haar nadere stuk van 23 april 2021 dat verweerder de onder SP155, SP167b en SP168 opgenomen tekortkomingen haar niet heeft kunnen tegenwerpen, slaagt niet. Dat de aangewezen keuringsinstellingen na de keuring onderling hebben afgestemd over de toepasselijke normen, betekent niet dat deze normen ten tijde van de keuring niet golden. Blijkens het rapport heeft verweerder de apparaten op deze punten beoordeeld aan de hand van de ten tijde van de keuring geldende NEN- en PAS-normen. Gelet hierop en nu eiseres niet stelt dat andere keuringsinstellingen anders hebben geoordeeld, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder de onder SP155, SP167b en SP168 opgenomen tekortkomingen ten onrechte aan eiseres heeft tegengeworpen.
5.3.
Nu de bestreden tekortkomingen terecht aan eiseres zijn tegengeworpen en bovendien de onbestreden tekortkomingen de weigering het certificaat af te geven kunnen dragen, leidt het beroep niet tot vernietiging van het bestreden besluit. Het beroep is daarom ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.S.J. Letschert, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 11 juni 2021.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Bijlage

Op grond van artikel 1, aanhef en onder e, van het Was wordt in het besluit en de daarop gebaseerde bepalingen onder norm verstaan: een document, uitgegeven door een deskundig, onafhankelijk instituut, waarin wordt omschreven aan welke eisen een attractie- of speeltoestel moet voldoen, dan wel waarin een omschrijving wordt gegeven van een keurings-, meet- of berekeningsmethode.
Op grond van artikel 4 van het Was zijn attractie- en speeltoestellen zodanig ontworpen en vervaardigd, hebben zij zodanige eigenschappen en zijn van zodanige opschriften voorzien, dat zij bij redelijkerwijs te verwachten gebruik geen gevaar opleveren voor de veiligheid of de gezondheid van de mens. Zij voldoen daartoe aan de in bijlage I genoemde voorschriften.
Op grond van artikel 5, eerste lid, van het Was kunnen bij ministeriële regeling normen worden aangewezen en nadere voorschriften worden gesteld voor attractie- en speeltoestellen.
Ingevolge het tweede lid worden attractie- en speeltoestellen welke voldoen aan de normen bedoeld in het eerste lid, vermoed te voldoen aan artikel 4.
In artikel 5 van de Nadere regels attractie- en speeltoestellen (Nadere regels) staat dat als normen, als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het besluit worden aangewezen de in bijlage II bij deze regeling vermelde normen.
In bijlage II bij artikel 5 van de Nadere regels wordt onder a. genoemd: NEN-EN 1176-1:2008: Speeltoestellen – Deel 1 Algemene veiligheidseisen en beproevingsmethoden.