Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 26 februari 2021, met producties 1 tot en met 9,
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring,
- de incidentele conclusie van antwoord.
2..Het geschil in de hoofdzaak
€ 157,- en € 239,- in geval van betekening, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 dagen na het vonnis.
3..Het geschil en de beoordeling in het incident
4..De beoordeling in het incident
nietis gemaakt voor geschillen waarin de kantonrechter exclusief bevoegd is. In casu is de kantonrechter op grond van artikel 93 sub c Rv exclusief bevoegd om van het geschil kennis te nemen. Dat betekent dat de hoofdregel van artikel 99 Rv zou gelden, en dat dus de kantonrechter te Rotterdam bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van BT Trains. De rechtbank wijst partijen er op dat in het forumkeuzebeding immers niet is gesteld dat de
handelskamer van de rechtbank Oost-Brabant bevoegd is. Er wordt (slechts) een forumkeuze gemaakt voor de rechtbank Oost-Brabant, locatie ‘s-Hertogenbosch, waarvan zowel de handelskamer als de kamer van kantonzaken deel uitmaakt, en vervolgens worden geschillen waarvan de kantonrechter bij uitsluiting bevoegd is kennis te nemen, uitgezonderd van het beding.
5..De beslissing
30 juni 2021voor een akte van beide partijen als bedoeld in rechtsoverweging 4.4.,