Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- mr. T.A. Vermeulen, advocaat van verzoekers;
- de heer [naam 1] , bestuurder van verzoekers;
- mr. M.A. Huijzer, advocaat van verweerster.
Rechtbank Rotterdam
Op 6 april 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementszaak waarbij verzoekers, bestaande uit een besloten vennootschap en twee natuurlijke personen, een faillietverklaring vroegen voor verweerster, een natuurlijke persoon. De verzoekers stelden dat zij vorderingen hadden op verweerster uit hoofde van een huurovereenkomst en voor het gebruik van water en elektra. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van verzoekers niet voldoende onderbouwd waren en dat verweerster had betwist dat er nog vorderingen openstonden. De rechtbank oordeelde dat niet summierlijk was gebleken van het vorderingsrecht van verzoekers, waardoor het verzoek tot faillietverklaring werd afgewezen. Tevens werden verzoekers veroordeeld in de proceskosten van het geding, vastgesteld op € 1.126,00 aan salaris van de advocaat van verweerster. De beschikking is gegeven door mr. C.G.E. Prenger, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Mulder, griffier. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open, dat binnen acht dagen na de uitspraak kan worden ingesteld.