ECLI:NL:RBROT:2021:5146

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
9 juni 2021
Zaaknummer
C/10/613843 / JE RK 21-467
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

Op 23 maart 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van vier minderjarigen, geboren in respectievelijk 2009, 2013, 2015 en 2017. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de grootouders als pleegouders en de ouders van de kinderen betrokken waren. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen voor een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening. De ouders waren niet aanwezig op de zitting, maar gaven aan akkoord te gaan met het verzoek. Er is een perspectiefonderzoek aangekondigd om te bepalen of de ouders in staat zijn om de kinderen de benodigde opvoeding te bieden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen al meer dan twee jaar bij de pleegouders verblijven en dat er nog geen duidelijkheid is over hun toekomst. De ouders moeten dichter bij de pleegouders gaan wonen om een grotere rol in het leven van de kinderen te kunnen spelen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 9 april 2022, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar is bij voorraad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/613843 / JE RK 21-467
datum uitspraak: 23 maart 2021

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instellig William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2009 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2013 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] ,

[naam minderjarige 3] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 3] 2015 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 3] ,

[naam minderjarige 4] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 4] 2017 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 4] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] ,

[naam pleegmoeder] ,

de grootmoeder (vaderszijde), hierna te noemen de pleegmoeder,
wonende te [woonplaats pleegmoeder] ,

[naam pleegvader] ,

de grootvader (vaderszijde), hierna te noemen de pleegvader,
wonende te [woonplaats pleegvader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 22 februari 2021, ingekomen bij de griffie op 24 februari 2021;
- het advies van de Raad van de Kinderbescherming van 24 februari 2021, ingekomen bij de griffie op 1 maart 2021.
Op 23 maart 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn twee vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 1] en mw. [naam vertegenwoordigster 2] .
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder,
- de vader,
- de pleegouders.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] verblijven bij de pleegouders.
Bij beschikking van 17 maart 2020 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] verlengd tot 9 april 2021.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 17 maart 2020 ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 9 april 2021.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] te verlengen voor de duur van een jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De ouders zijn niet ter zitting aanwezig omdat ze het eens zijn met het verzoek. Het perspectiefonderzoek is nog niet gestart. Er is onlangs een schriftelijke aanwijzing naar de ouders verstuurd waarin onder andere is aangegeven dat er binnen een half jaar duidelijkheid moet komen over het perspectief van de kinderen en dat er daarom toegewerkt moet worden naar dit perspectiefonderzoek. Er wordt nu gewerkt aan een gedeeltelijke thuisplaatsing samen met de pleegouders. Het doel is dat de ouders een grotere rol gaan spelen in het leven van de kinderen. Daarvoor is het belangrijk dat de ouders dichter bij de pleegouders gaan wonen. Het is echter lastig gebleken om urgentie te krijgen voor de ouders. Daarnaast is het ook van belang dat er een vorm van financiële hulpverlening gaat komen voor de ouders, dat er minder conflicten zijn tussen de ouders en dat er zicht komt op vraag of de ouders structuur en duidelijkheid kunnen bieden aan de kinderen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er op dit moment nog geen duidelijkheid is over het perspectief van de kinderen. De kinderen wonen nu ruim twee jaar bij de pleegouders. Of de kinderen op termijn volledig kunnen worden thuisgeplaatst is nog niet duidelijk, maar niet ter discussie staat dat de ouders een grotere rol moeten en kunnen gaan spelen in het leven van de kinderen. Daarvoor is het noodzakelijk dat de ouders dichterbij de pleegouders, en daarmee bij de scholen van de kinderen gaan wonen, zodat zij meer van de dagelijkse zorg en activiteiten op zich kunnen gaan nemen. Daarnaast dient er hulpverlening ingezet te worden om de conflicten tussen de ouders te verminderen. Uit het perspectiefonderzoek zal moeten blijken of de ouders voldoende opvoedcapaciteiten hebben om de kinderen te kunnen bieden wat zij nodig hebben. Voorkomen dient te worden dat de pleegouders, mede door hun leeftijd, overbelast raken en dat de kinderen alsnog naar een ander en of meerdere pleeggezin(nen) moeten worden overgeplaatst. Het is aan de ouders om zich in te zetten voor hun eigen behandeling en de overige hulpverlening, zodat in ieder geval een gedeeltelijke thuisplaatsing van de kinderen gerealiseerd kan worden. Daarbij is, zoals gezegd, een woning in de buurt van de pleegouders van essentieel belang. Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] verlengen voor de duur van een jaar. Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, van het BW).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] tot 9 april 2022;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] in een voorziening voor pleegzorg, tot 9 april 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2021 door mr. M.J.M. Marseille, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.E. den Breejen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 29 maart 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.