Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
We hebben besloten om per vandaag 18 januari 2021 je niet meer in te zetten voor werk bij ons bedrijf.”
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 21 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en een verweerster over de omvang van de arbeidsovereenkomst en een loonvordering. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.C.V. Dornstedt, heeft verzocht om een verklaring voor recht dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst met een omvang van 79,52 uur per maand, alsook om betaling van achterstallig loon, een eindejaarsuitkering, reiskostenvergoeding en een billijke vergoeding. De verweerster is niet verschenen op de zittingen en heeft geen verweer gevoerd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoekster op 1 mei 2019 in dienst is getreden bij de verweerster op basis van een oproepovereenkomst. De verzoekster heeft sinds 1 juli 2020 de functie van Teamleider afdeling huishouding vervuld. De rechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en dat de verzoekster recht heeft op de gevraagde bedragen, omdat de verweerster in gebreke is gebleven met de betaling van het loon en andere vergoedingen. De kantonrechter heeft de verzoekster in het gelijk gesteld en de verweerster veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief wettelijke verhogingen en rente. Tevens is de verweerster veroordeeld tot het verstrekken van een gespecificeerde opgave van ingehouden pensioenpremies en deugdelijke afwikkeling van het dienstverband.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de verweerster onmiddellijk aan de veroordelingen moet voldoen, ook als zij in hoger beroep gaat tegen deze beschikking.