ECLI:NL:RBROT:2021:5080

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
7 juni 2021
Zaaknummer
9010649 VV EXPL 21-57
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schorsing van de executie van dwangsommen op basis van een verstekvonnis

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, handelend onder de naam [handelsnaam], en gedaagde, gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde]. Eiser vorderde een voorlopige voorziening om de executie van dwangsommen, opgelegd in een eerder verstekvonnis van 23 juli 2020, te schorsen. Eiser stelde dat hij volledig aan het verstekvonnis had voldaan en dat gedaagde misbruik van recht maakte door de dwangsommen te executeren. Gedaagde voerde verweer en stelde dat eiser niet aan de voorwaarden van het verstekvonnis had voldaan, wat resulteerde in verbeurde dwangsommen van € 20.000,-. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 maart 2021 via een beeldverbinding in het kader van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid.

De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser een voldoende spoedeisend belang had bij zijn vorderingen. Het verstekvonnis was onherroepelijk geworden, en de rechter concludeerde dat eiser dwangsommen had verbeurd, maar dat het bedrag niet hoger was dan € 10.000,-. De rechter oordeelde dat gedaagde misbruik maakte van haar bevoegdheid om een hoger bedrag te incasseren dan het vastgestelde bedrag. Eiser had de vordering tot opheffing van het beslag ingetrokken, waardoor de rechter hier niet meer op hoefde te beslissen. De proceskosten werden vastgesteld op nihil, omdat er geen sprake was van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagde aan deze uitspraak moest voldoen totdat een hogere rechter een andere uitspraak had gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9010649 VV EXPL 21-57
uitspraak: 31 maart 2021
vonnis in kort geding van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiser] , handelend onder de naam [handelsnaam],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
gemachtigde: mr. Y.J. Snoep,
tegen
[gedaagde]
.
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] ,
gedaagde,
voor wie schriftelijk heeft gereageerd M. Paczesny.
Partijen worden hierna verder aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 8 februari 2021 met producties;
de producties van [gedaagde] ;
de pleitaantekeningen van EU-Taks.
De mondelinge behandeling heeft op 16 maart 2021 plaatsgevonden overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid via een beeld- en geluidverbinding met het programma Skype voor bedrijven.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op vandaag.

2..De vaststaande feiten

2.1
In een eerdere procedure is tussen partijen een verstekvonnis gewezen op 23 juli 2020 met zaaknummer 8613551 CV EXPL 20-21484, hierna: ‘verstekvonnis’. De beslissing luidt - voor zover relevant - als volgt:

De kantonrechter
(…)
III. verklaart voor recht dat gedaagde onrechtmatig jegens eiseres heeft gehandeld door op of omstreeks 20 maart 2020 en op of omstreeks 12 februari 2020 op social media (Facebook en Google) negatieve berichtgeving althans publiekelijk ongunstige, onjuiste schadelijke en denigrerende mededelingen over eiseres te plaatsen;
IV. verbiedt gedaagde om na betekening van dit vonnis negatieve berichtgeving over eiseres, zoals genoemd onder punt III, te verspreiden via social media (zoals Facebook en Google), op straffe van een door gedaagde aan eiseres te betalen dwangsom ten bedrage van € 1.000,- per overtreding, te vermeerderen met € 100,- per dag of dagdeel dat de overtreding voortduurt, tot een maximum van € 10.000,-;
V. veroordeelt gedaagde tevens om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, alle door of namens
gedaagde op social media, waaronder Facebook en Google reviews, geplaatste berichten over eiseres te
verwijderen en verwijderd te houden en het bewijs daarvan aan eiseres te overhandigen, een en ander op straffe van een door gedaagde aan eiseres te betalen dwangsom ten bedrage van € 1.000,- per overtreding, te vermeerderen met € 100,- per dag of dagdeel dat de overtreding voortduurt, tot een maximum van € 10.000,-
(…)”
2.2
Het vonnis is aan [eiser] bij exploot betekend op 4 augustus 2020.
2.3
Bij deurwaardersexploot van 12 januari 2021 heeft [gedaagde] aan [eiser] aangezegd dat [eiser] niet aan het verstekvonnis heeft voldaan en dat dwangsommen ter hoogte van een bedrag ad € 20.000,- zijn verbeurd.

3..Het geschil

3.1
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening:
I. [gedaagde] te verbieden tot executie van de dwangsommen op basis van het vonnis met zaak/rolnummer 8613551 CV EXPL 20-21484 over te gaan, althans de executie op te schorten op zodanige wijze dat [eiser] in de gelegenheid wordt gesteld om de dwangsommen, voor zover die zouden zijn verbeurd, terug te betalen;
II. het beslag dat bij deurwaardersexploot van 28 januari 2021 onder de bank ten laste van [eiser] is gelegd op te heffen en [gedaagde] te gebieden om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis alle medewerking te verlenen aan de ongedaanmaking van het gelegde beslag op straffe van een dwangsom van
€ 10.000,-;
III. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding inclusief de nakosten en met rente.
3.2
[eiser] stelt dat hij volledig aan het verstekvonnis heeft voldaan. Voor zover al enige dwangsom zou zijn verbeurd, is volgens [eiser] sprake van misbruik van recht danwel heeft [gedaagde] haar recht verwerkt.
3.3
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer met als conclusie dat de vordering afgewezen moet worden.

4..De beoordeling

4.1
Gelet op de aard van de vorderingen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiser] een voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen.
4.2
De vraag die in dit kort geding allereerst moet worden beantwoord is of [eiser] dwangsommen heeft verbeurd door het overtreden, dan wel het niet naleven van de in het dictum van het verstekvonnis onder IV en V opgelegde ver- en geboden.
4.3
Het verstekvonnis is onherroepelijk geworden. Daarmee staat vast dat de twee reviews als bij dagvaarding overgelegd bij productie 5 onrechtmatig zijn en dat deze binnen twee dagen na betekening van het verstekvonnis verwijderd moeten worden. Het verstekvonnis is aan [eiser] bij exploot betekend op 4 augustus 2020. Uit de eigen stellingen van [eiser] volgt dat hij één van de reviews pas op 20 januari 2021 heeft verwijderd. Dit heeft tot gevolg dat [eiser] dwangsommen heeft verbeurd neerkomend op een bedrag van € 10.000,-.
4.4
[gedaagde] stelt dat op 29 augustus 2020 een nieuwe review is geplaatst en [eiser] daarmee het verbod als vermeld in het dictum van het verstekvonnis onder IV heeft overtreden. [gedaagde] voert hiertoe aan dat zij van Google een melding kreeg dat er op 29 augustus 2020 een nieuwe review was geplaatst. [eiser] stelt zich op het standpunt dat het geen nieuwe review betreft, maar een gewijzigde review van één van de reviews als overgelegd bij productie 5 van de dagvaarding. Dit is door [gedaagde] onvoldoende weersproken, zodat niet is komen vast te staan dat er een nieuwe review is geplaatst en op grond daarvan dwangsommen zijn verbeurd.
4.5
Het is de voorzieningenrechter toegestaan de tenuitvoerlegging te schorsen en het beslag op te heffen, indien [gedaagde] mede gelet op de belangen van [eiser] die bij de executie zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van haar bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat kan het geval zijn wanneer het te executeren vonnis op een juridische of feitelijke misslag berust of indien na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten een noodtoestand doen ontstaan voor [eiser] waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging van het vonnis niet aanvaardbaar is. De schorsingsgrond is evenwel niet tot voornoemde gevallen beperkt, er kunnen zich ook andere situaties voordoen waarin de partij die bevoegd is een uitspraak ten uitvoer te leggen, in aanmerking nemende dat de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening kan komen.
4.6
[eiser] stelt dat voortzetting van de executie onaanvaardbaar is omdat zijn belangen onevenredig worden geschaad ten opzichte van het belang van [gedaagde] . [eiser] stelt weliswaar dat hij zijn huurwoning zou verliezen, maar deze stelling is gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] , onvoldoende onderbouwd. Het zal juist zijn dat de executie van de verbeurde dwangsommen zowel zakelijk als privé ingrijpend zal zijn voor [eiser] , maar dit betekent niet dat [gedaagde] misbruik maakt van recht. Indien daar anders over wordt geoordeeld, zou dat afbreuk doen aan de prikkel tot tijdige nakoming die van een dwangsomveroordeling behoort uit te gaan. Verder is gesteld noch gebleken dat het verstekvonnis op een kennelijke juridische of feitelijke misslag berust of dat sprake is van een noodtoestand aan de zijde van [eiser] ten gevolge van de (dreigende) executie.
4.7
[eiser] stelt verder dat [gedaagde] haar recht zou hebben verwerkt. Uitgangspunt bij de beoordeling van een beroep op rechtsverwerking is dat enkel tijdsverloop geen toereikende grond oplevert voor het aannemen van rechtsverwerking. Voor het aannemen van rechtsverwerking zijn bijzondere omstandigheden vereist als gevolg waarvan hetzij bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in geval de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken. Dat een medewerker van Willems gerechtsdeurwaarders & incasso op 30 november 2020 zou hebben verklaard dat na voldoening van een bedrag van € 791,12 [eiser] volledig aan het verstekvonnis heeft voldaan, wordt door [gedaagde] gemotiveerd betwist, zodat dit niet kan worden vastgesteld. Er zijn geen andere bijzondere omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan kan worden vastgesteld dat [gedaagde] haar recht zou hebben verwerkt.
4.8
Hiervoor is tot het (voorlopige) oordeel gekomen dat [eiser] niet een bedrag van € 20.000,- aan dwangsommen heeft verbeurd, maar een bedrag van € 10.000,-. Dit betekent dat [gedaagde] misbruik maakt van haar aan het verstekvonnis te ontlenen bevoegdheid tot het incasseren van de verbeurde dwangsommen, voor zover zij die bevoegdheid gebruikt om een hoger bedrag aan dwangsommen te incasseren dan een bedrag van € 10.000,-. De voorzieningenrechter zal dienovereenkomstig beslissen.
4.9
[eiser] heeft de vordering ten aanzien van het bankbeslag tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken, zodat de kantonrechter hierop niet meer hoeft te beslissen.
4.1
[eiser] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. [gedaagde] heeft verzocht om een volledige proceskostenveroordeling. Voor een volledige proceskostenveroordeling is uitsluitend plaats als sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Dat hiervan sprake is, is door [gedaagde] niet gesteld of onderbouwd. Verder is niet gesteld of gebleken dat [gedaagde] vertegenwoordigd is door een gemachtigde. Daarom zal de kantonrechter de proceskosten vaststellen op nihil.
4.11
Dit vonnis wordt ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat [gedaagde] aan deze uitspraak moet voldoen totdat een hogere rechter een andere uitspraak heeft gedaan.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
verbiedt [gedaagde] om tot executie van de dwangsommen op basis van het vonnis met zaaknummer 8613551 CV EXPL 20-21484 over te gaan voor zover deze executie betrekking heeft op een bedrag boven € 10.000,-;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op nihil;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
47636