ECLI:NL:RBROT:2021:5078

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
7 juni 2021
Zaaknummer
9077443 CV EXPL 21-9372
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. E. van Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor onrechtmatige daad en mishandeling in groepsverband

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 juni 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure over schadevergoeding als gevolg van onrechtmatige daad. De eiseres, wonende te [woonplaats eiseres], heeft gedaagden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aangeklaagd voor hun rol in een mishandeling die op 2 december 2018 plaatsvond in het portiek van haar woning. Tijdens deze confrontatie heeft eiseres letsel opgelopen, waarvoor zij schadevergoeding vordert. Gedaagde 1 is niet verschenen in de procedure, waardoor verstek tegen hem is verleend. Gedaagde 2 heeft wel gereageerd, maar zijn verweer is onvoldoende gemotiveerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde 2 zich onrechtmatig heeft gedragen door eiseres te duwen, wat heeft bijgedragen aan de mishandeling door [persoon A]. De rechter oordeelt dat gedaagde 1 en gedaagde 2 hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die eiseres heeft geleden, zowel materieel als immaterieel. De vordering tot schadevergoeding wordt toegewezen, maar het verzoek om een voorschot op de schadevergoeding wordt afgewezen omdat eiseres niet aan haar stelplicht heeft voldaan. De proceskosten worden eveneens toegewezen aan eiseres, waarbij gedaagden ieder voor gelijke delen in de kosten worden veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9077443 CV EXPL 21-9372
uitspraak: 4 juni 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. Y.E. Palit,
tegen
1.
[gedaagde 1] , voor zich en als wettelijk vertegenwoordiger van [persoon A] ,
wonende te [woonplaats gedaagde 1] ,
gedaagde,
die niet heeft gereageerd;
2.
[gedaagde 2] ,
wonende te [woonplaats gedaagde 2] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde 1] ’ en ‘ [gedaagde 2] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 2 maart 2021 met bijlagen;
de aantekeningen van het mondelinge verweer van [gedaagde 2] ;
het tussenvonnis van 29 maart 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de akte van [eiseres] met bijlagen;
de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 mei 2021;
de pleitaantekeningen van [eiseres] .
Het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
Op 2 december 2018 heeft er een confrontatie plaatsgevonden in het portiek van de woning van [eiseres] tussen [eiseres] enerzijds en [persoon A] (hierna: [persoon A] ”) en [gedaagde 2] anderzijds.
2.2
Na de confrontatie is [eiseres] naar de spoedeisende hulp gebracht. Bij dat bezoek is een zwelling aan de buitenzijde van de rechter enkel en een schaafwond op de oorschelp geconstateerd.
2.3
[eiseres] heeft aangifte gedaan bij de politie. Daarvan is een proces-verbaal opgemaakt. [persoon A] en [gedaagde 2] zijn niet strafrechtelijk veroordeeld.

3..Het geschil

3.1
[eiseres] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aansprakelijk zijn voor het onrechtmatig handelen c.q. de mishandeling jegens [eiseres] ;
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen tot vergoeding van de door [eiseres] als gevolg van voormelde onrechtmatige gedraging geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen om bij voorschot een vergoeding van € 4.000,- aan [eiseres] uit te keren;
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen in de kosten van de procedure, alsmede de gebruikelijke nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.
3.2
[gedaagde 2] heeft mondeling verweer gevoerd en verklaard dat hij het niet eens is met de vordering. Verder verklaart hij dat hij [eiseres] niet heeft aangeraakt.

4..De beoordeling

4.1
[gedaagde 1] is niet verschenen in de procedure. Tegen [gedaagde 1] is verstek verleend. Omdat [gedaagde 2] wel in de procedure is verschenen is dit vonnis op grond van artikel 140 lid 3 Rv een vonnis op tegenspraak. Dat betekent dat [gedaagde 1] in beginsel niet tegen dit vonnis in verzet kan.
Vordering tegen [gedaagde 1]
4.2
Nu tegen [gedaagde 1] verstek is verleend dient ten aanzien van de tegen haar ingestelde vordering op grond van artikel 139 Rv te worden beoordeeld of deze, gelet op hetgeen [eiseres] in de dagvaarding heeft gesteld, niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De kantonrechter is van oordeel dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zodat deze wordt toegewezen met inachtneming van hetgeen vermeld onder 4.9 tot en met 4.12 van dit vonnis.
Vordering tegen [gedaagde 2]
4.3
[eiseres] stelt dat zij op 2 december 2018 is belaagd in het portiek van haar woning. [gedaagde 2] en [persoon A] hebben haar mishandeld, aldus [eiseres] . [eiseres] heeft als gevolg van de mishandeling zowel materiele als immateriële schade opgelopen. [gedaagde 2] heeft bij conclusie van antwoord mondeling verweer gevoerd en aangegeven dat hij [eiseres] niet heeft aangeraakt. Vervolgens is een mondelinge behandeling bepaald, waarbij [gedaagde 2] niet is verschenen.
4.4
[eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling een uitgebreide toelichting op het incident gegeven. Zij heeft onder meer aangegeven dat zij bij haar jas is getrokken door [gedaagde 2] en hard is geduwd waardoor zij op de grond viel. Vervolgens zag zij [persoon A] op haar afkomen met gebalde vuisten. [persoon A] heeft met gebalde vuisten [eiseres] op het gezicht geslagen. Daarna heeft [persoon A] [eiseres] ook geschopt. Hierdoor raakte [eiseres] buiten bewustzijn. [eiseres] is daarna naar de spoedeisende hulp van het Sint Franciscus Gasthuis gebracht. Bij dat bezoek is een zwelling aan de buitenzijde van de rechter enkel en een schaafwond op de oorschelp geconstateerd.
4.5
Tegenover deze nadere onderbouwing door [eiseres] heeft [gedaagde 2] zijn betwisting onvoldoende gemotiveerd. Hij heeft slechts aangegeven dat hij het er niet mee eens is en dat hij [eiseres] niet heeft aangeraakt. [gedaagde 2] heeft niets aangevoerd ter verdere ondersteuning van deze “blote” betwisting. [gedaagde 2] is bovendien niet op de mondelinge behandeling verschenen en heeft de nadere toelichting van [eiseres] dus niet weersproken. Dit betekent dat de kantonrechter aan het verweer van [gedaagde 2] voorbijgaat. Het door [eiseres] gestelde feit dat zij door [gedaagde 2] bij haar jas is getrokken en hard is geduwd, waardoor zij op de grond viel is daarmee komen vast te staan. Hiermee heeft [gedaagde 2] zich in beginsel onrechtmatig gedragen jegens [eiseres] .
4.6
[eiseres] stelt dat zij als gevolg van de mishandeling schade heeft opgelopen. Zij stelt dat het letsel niet het rechtstreeks gevolg is van het handelen van [gedaagde 2] maar van de mishandeling door [persoon A] . [gedaagde 2] is vanwege zijn rol bij die mishandeling op grond van artikel 6:166 BW medeaansprakelijk voor het letsel veroorzaakt door [persoon A] , aldus [eiseres] .
4.7
Voor aansprakelijkheid op grond van art. 6:166 BW gelden als hoofdvereisten dat sprake is van i) deelname aan ii) gedragingen waarvan de kans op het aldus toebrengen van schade de deelnemers had behoren te weerhouden daarvan, en die in iii) groepsverband hebben plaatsgevonden en die deelname aan de deelnemer iv) toerekenbaar is. Indien aan al deze vereisten is voldaan is de individuele deelnemer aansprakelijk voor de schade die door één van de deelnemers is toegebracht. Voor aansprakelijkheid van een deelnemer is niet vereist dat hij zelf schade heeft toegebracht.
4.8
Tussen de gedragingen van [gedaagde 2] en de gedragingen van [persoon A] aan het incident jegens [eiseres] bestaat een zodanige samenhang dat deze gedragingen als gedragingen in groepsverband kunnen worden gekwalificeerd. Verder had [gedaagde 2] behoren te begrijpen dat dit groepsoptreden het gevaar op het ontstaan van letsel bij [eiseres] in het leven riep en heeft hij door zijn actieve bijdrage, bestaande uit het op de grond duwen van [eiseres] , schuld daaraan. Hiermee is voldaan aan de vereisten voor de aansprakelijkheid van [gedaagde 2] op grond van artikel 6:166 BW.
Vordering tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
4.9
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn op grond van artikel 6:166 BW hoofdelijk aansprakelijk voor het letsel en de daaruit voortvloeiende materiële en immateriële schade die [eiseres] door de gedragingen in groepsverband heeft opgelopen. In zoverre wordt de gevorderde verklaring voor recht toegewezen.
4.1
[eiseres] vordert een schadevergoeding, nader op te maken bij staat. Uitgangspunt is dat de kantonrechter de schade terstond bepaalt. Slechts indien nog niet mogelijk is om (een deel van) de schade te begroten is plaats voor een veroordeling tot schadevergoeding, op te maken bij staat. Er is volgens [eiseres] thans nog geen sprake van een medische eindtoestand en daarom kan de omvang van de schade van [eiseres] nog niet definitief worden vastgesteld. Daarom zal de vordering van een schadevergoeding, nader op te maken bij staat, worden toegewezen zoals hierna vermeld.
4.11
In afwachting van de uitkomst van de schadestaatprocedure vordert [eiseres] een voorschot op de uiteindelijk toe te kennen schadevergoeding. Het gevorderde bedrag wordt op geen enkele wijze onderbouwd of nader toegelicht. [eiseres] heeft daarom niet aan haar stelplicht voldaan. Het verzochte voorschot wordt afgewezen.
4.12
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij ieder voor gelijke delen in de proceskosten en nakosten worden veroordeeld zoals hierna vermeld.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
verklaart voor recht dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het onrechtmatig handelen c.q. de mishandeling jegens [eiseres] ;
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, in de zin dat als de een betaalt, de ander zal zijn bevrijd, tot vergoeding van de door [eiseres] als gevolg van de onrechtmatige gedraging geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde 1] in de dagvaardingskosten, aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 106,01
veroordeelt [gedaagde 2] in de dagvaardingskosten, aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 106,01;
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ieder voor gelijke delen in de overige proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 85,- aan griffierecht en € 622,50 (€ 249 x 2,5 punten) aan salaris gemachtigde;
en indien [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet binnen 14 dagen na vandaag vrijwillig aan het vonnis hebben voldaan, te vermeerderen met € 124,- aan salaris, en een bedrag van € 85,00 aan betekeningskosten per betekend exploot onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E. van Schouten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
47636