ECLI:NL:RBROT:2021:5076

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
7 juni 2021
Zaaknummer
8773321 CV EXL 20-33062
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van gehuurde woning door gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en gedaagde over de huurovereenkomst van een woning in Rotterdam. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.P.V. den Engelsman, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, omdat gedaagde zich volgens haar niet als goed huurder gedroeg. Eiseres stelde dat gedaagde de woning in deplorabele staat hield en overlast veroorzaakte voor de onderbuurvrouw. Gedaagde betwistte deze claims en voerde aan dat hij zijn verplichtingen als huurder wel nakwam.

De procedure begon met een dagvaarding op 11 september 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis waarin een mondelinge behandeling werd bepaald. Tijdens de mondelinge behandeling heeft gedaagde aangegeven dat er inderdaad sprake was van lekkage, maar dat hij medewerking verleende aan het verhelpen van de situatie. De kantonrechter oordeelde dat eiseres haar stelling dat gedaagde zich niet als goed huurder gedroeg onvoldoende had onderbouwd. Er was geen overtuigend bewijs dat gedaagde overlast veroorzaakte of de woning verwaarloosde.

De kantonrechter wees de vordering van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nihil werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagde aan de uitspraak moet voldoen totdat een hogere rechter een andere uitspraak doet.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8773321 CV EXL 20-33062
uitspraak: 23 april 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.P.V. den Engelsman,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
Partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 11 september 2020 met producties;
de conclusie van antwoord;
het tussenvonnis van 12 oktober 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
het proces-verbaal van de mondelinge behandeling;
de conclusie van repliek, tevens inhoudende een vermindering van eis, met producties;
de conclusie van dupliek.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op vandaag.

2..De vaststaande feiten

2.1
[gedaagde] huurt vanaf 2004 de woning aan de [adres] te Rotterdam van [eiseres] .

3..Het geschil

3.1
[eiseres] vordert - na vermindering van eis - om bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I de huurovereenkomst met [gedaagde] te ontbinden;
II [gedaagde] te veroordelen het gehuurde aan de [adres] te Rotterdam binnen twee dagen na betekening van het vonnis te ontruimen met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eiseres] te stellen, zulks met machtiging aan [eiseres] om bij gebreke van volledige voldoening hiervan, deze verlating en ontruiming en het vervolgens verlaten en ontruimd houden zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie op kosten van [eiseres] ;
III [gedaagde] te veroordelen tot betaling van het maandelijkse huurbedrag, voor het eerst opeisbaar per 1 oktober 2020 en vervolgens iedere 1e dag van de opeenvolgende maand nadien, zolang [gedaagde] in gebreke is gebleven met de nakoming van de ontruiming;
IV [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten voor zover deze kosten niet uiterlijk binnen zeven dagen na betekening van het vonnis zijn voldaan;
V [gedaagde] te veroordelen in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente voor zover deze kosten niet uiterlijk binnen zeven dagen na betekening van het vonnis zijn voldaan.
3.2
[eiseres] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. [gedaagde] laat het gehuurde, ondanks herinneringen en sommatie, (reeds lang) in deplorabele vervuiling. Hij veroorzaakt hiermee overlast aan zijn onderbuurvrouw. [gedaagde] schiet sinds 15 augustus 2018 tekort in de nakoming van zijn verplichting om zich als goed huurder te gedragen. [eiseres] vordert daarom ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van het gehuurde.
3.3
[gedaagde] betwist dat er sprake is van overlast en voert gemotiveerd verweer.

4..De beoordeling

4.1
[gedaagde] moet zich, zoals dat heet, als ‘goed huurder’ gedragen. Het zich als goed huurder gedragen betekent onder andere dat geen overlast, in welke vorm dan ook, veroorzaakt mag worden.
4.2
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] haar standpunt dat [gedaagde] zich niet als goed huurder gedraagt onvoldoende heeft onderbouwd. Dat er al sinds 2018 sprake is van een onaanvaardbaar vervuilde woning waardoor overlast wordt veroorzaakt, blijkt uit niets. [eiseres] heeft deze stelling in het geheel niet geconcretiseerd. Zij heeft wel een brief van de beheerder van de woning gericht aan [gedaagde] uit september 2018 overgelegd (productie 3 bij dagvaarding) waarin staat dat de woning “niet correct netjes en proper” wordt bewoond. Waar dit op is gebaseerd, is echter onduidelijk. Dit blijkt in ieder geval niet uit de foto die als productie 2 bij dagvaarding is overgelegd waarop enkel een slordig balkon waarop wat vuilniszakken staan, is te zien.
4.3
Dat er op dit moment sprake is van een onaanvaardbaar vervuilde woning waardoor overlast wordt veroorzaakt, blijkt ook nergens uit. De foto die als productie 4 bij dagvaarding is overgelegd, is vaag. Hierop lijkt een ernstig vervuilde toilet te zien. Eén enkele opname van een ernstig vervuild toilet is echter onvoldoende om te concluderen dat [gedaagde] zich niet als goed huurder gedraagt. [eiseres] stelt weliswaar dat er klachten zijn van de onderbuurvrouw die aangeeft dat er urine naar beneden loopt, maar dit wordt door [eiseres] gemotiveerd betwist. Anders dan [eiseres] meent, volgt dit niet uit de door haar bij conclusie van dupliek overgelegde foto’s. Een verklaring van de onderbuurvrouw is niet overgelegd; evenmin de filmpjes waarover zij volgens [eiseres] beschikt. Voor zover dit overigens al juist zou zijn heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwd dat deze lekkage het gevolg is van het handelen van [gedaagde] .
4.4
[gedaagde] heeft op de mondelinge behandeling aangegeven dat er inderdaad sprake is van een lekkage, waardoor zijn onderbuurvrouw wateroverlast heeft. Hij is ermee akkoord dat er een loodgieter langskomt om werkzaamheden uit te voeren. In een e-mail van 29 januari 2021 van [gedaagde] staat vermeld dat hij de weg heeft vrij gemaakt voor de klusjesman en het toilet heeft vernieuwd. [eiseres] heeft dit niet betwist. Hiermee staat vast dat [gedaagde] zijn medewerking verleent aan het verhelpen van de lekkage.
4.5
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de daarop gerichte veroordeling tot ontruiming wordt afgewezen.
4.6
Omdat de gevorderde ontruiming wordt afgewezen, wordt de hieraan verbonden nevenvordering ten aanzien van de maandelijkse huur tot aan de ontruiming, ook afgewezen. Wellicht ten overvloede merkt de kantonrechter op dat [gedaagde] natuurlijk wel iedere maand zijn huur zal moeten betalen aan [eiseres] zolang hij de woning huurt.
4.7
Omdat [eiseres] ongelijk heeft gekregen wordt zij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op nihil.
4.8
Dit vonnis wordt ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat [gedaagde] aan deze uitspraak moet voldoen totdat een hogere rechter een andere uitspraak heeft gedaan.

5..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
47636