ECLI:NL:RBROT:2021:5044

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juni 2021
Publicatiedatum
7 juni 2021
Zaaknummer
ROT 20/1449
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van openbaarheid vergaderingen van gemeentelijke commissies en de toepassing van artikel 84 van de Gemeentewet

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 7 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht. De eiser had een handhavingsverzoek ingediend op basis van artikel 84, derde lid, van de Gemeentewet, met betrekking tot de openbaarheid van vergaderingen van de Schouwcommissie Wolwevershaven. Het college had het verzoek afgewezen, wat de eiser aanvocht in beroep. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had besloten dat de vergaderingen van de Schouwcommissie niet openbaar zijn, omdat deze commissie door het college was ingesteld en niet door de gemeenteraad. De rechtbank stelde vast dat de dwingende openbaarheidsregeling van artikel 84, derde lid, van de Gemeentewet niet van toepassing is op commissies die door het college of de burgemeester zijn ingesteld. De rechtbank concludeerde dat er geen overtreding was van de Gemeentewet en dat het college niet bevoegd was om handhavend op te treden. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/1449

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2021 in de zaak tussen

[naam eiser], te [woonplaats eiser], eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht, verweerder
gemachtigde: mr. A.C.M. Geerts.

Procesverloop

Bij besluit van 15 januari 2020 (primair besluit) heeft verweerder eisers verzoek om handhaving van artikel 84, derde lid, van de Gemeentewet ter zake de Schouwcommissie Wolwevershaven (Schouwcommissie) en het overeenkomstig aanpassen van het Reglement Commissie Wolwevershaven afgewezen.
Bij besluit van 3 februari 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit kennelijk ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. De rechtbank sluit het onderzoek.

Overwegingen

1. Eiser heeft de voorzitter van de Schouwcommissie verzocht om hem voor elke vergadering van deze commissie uit te nodigen. Dit verzoek is door de voorzitter afgewezen, in verband met de inhoud van de vergaderingen. Eiser heeft verweerder daarom verzocht om handhaving van artikel 84, derde lid, van de Gemeentewet en het overeenkomstig aanpassen van het Reglement commissie Wolwevershaven (Reglement). Het handhavingsverzoek van eiser houdt in dat hij verweerder verzoekt de voorzitter van de Schouwcommissie op te dragen om artikel 8 van het Reglement te negeren, om ervan uit te gaan dat de vergaderingen van de Schouwcommissie openbaar zijn overeenkomstig artikel 84, derde lid, van de Gemeentewet en om positief te reageren op verzoeken om uitgenodigd te worden voor vergaderingen van de Schouwcommissie.
2. Met het primaire besluit heeft verweerder het handhavingsverzoek afgewezen. Deze afwijzing is bij het bestreden besluit, met aanpassing van de motivering, gehandhaafd. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat uit artikel 84, derde lid, van de Gemeentewet niet volgt dat een commissie per definitie openbaar is. Volgens verweerder is aan de verplichting op grond van artikel 84, derde lid, van de Gemeentewet voldaan met artikel 8 van de Nadere regels historische binnenschepen in de Wolwevershaven (Nadere regels) en artikel 8 van het Reglement. Verweerder stelt nu er geen sprake is van een overtreding van een wettelijk voorschrift niet bevoegd te zijn om handhavend op te treden. Daarnaast stelt verweerder dat handhavend optreden niet mogelijk is in het geval van rechtshandelingen en in het geval van bestuursorganen. Ook is het voor verweerder niet mogelijk om handhavend op te treden tegen zichzelf.
3. In beroep voert eiser aan dat artikel 84, derde lid, van de Gemeentewet de openbaarheid van vergaderingen van gemeentelijke commissies gebiedt. Hij betoogt dat artikel 8 van de Nadere regels – de rechtbank begrijpt artikel 8 van het Reglement – daarmee in strijd is en dat privacy niet aan de orde is, omdat het schepen betreft.
3.1.
Op grond van artikel 84, derde lid, van de Gemeentewet regelt de raad, het college onderscheidenlijk de burgemeester ten aanzien van een door hem ingestelde andere commissie de openbaarheid van de vergaderingen.
Op grond van artikel 8 van het Reglement zijn de vergaderingen van de commissie niet openbaar.
Artikel 8 van de Nadere regels luidt:
Commissie
a. Voor de beoordeling van de restauratieplannen en de daarmee samenhangende
rapportages en werkzaamheden laat het college van burgemeester en wethouders
zich bijstaan door een commissie, die is ingesteld op grond van artikel 84 van de
Gemeentewet.
b. Het college van burgemeester en wethouders benoemt de leden van de commissie.
c. De commissie bestaat uit vertegenwoordigers van de eigenaren en bewoners in de
Wolwevershaven, een vertegenwoordiger namens de gemeente Dordrecht en een
onafhankelijke deskundige.
d. De rol van de commissie is adviserend. Bij haar adviserende rol kan de commissie
in zekere vrijheid de criteria, genoemd onder artikel 5 en 6, interpreteren. De
adviezen alsmede de aanvraag zijn openbaar en worden in elk geval z.s.m. aan de
vergunninghouders bekend gemaakt.
e. Naast de adviserende taak van de commissie inzake het restauratieplan als
bedoeld in artikel 7, dient de commissie het college van burgemeester en
wethouders tevens van advies inzake de toelating als bedoeld in artikel 5 en
inzake de toelating naar aanleiding van de plaatsingslijst als bedoeld in artikel 11.
3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat hij per commissie kan beslissen welke mate van openbaarheid passend is en dat artikel 84, derde lid, van de Gemeentewet niet gebiedt dat een commissie per definitie openbaar is. In dit verband acht de rechtbank van belang dat uit de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 2000/01, 27751, nr. 3, p. 75) bij artikel 84 van de Gemeentewet volgt dat de dwingende openbaarheidsregeling van door de raad ingestelde commissies niet geldt voor commissies die zijn ingesteld door het college of de burgemeester. De rechtbank stelt vast dat de Schouwcommissie is ingesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht. Dat betekent dat de dwingende openbaarheidsregeling niet geldt voor de Schouwcommissie.
3.3.
Gelet op het voorgaande is artikel 8 van het Reglement niet in strijd met artikel 84, derde lid, van de Gemeentewet. Dit betekent dat er geen overtreding is en verweerder dus niet bevoegd is om handhavend op te treden. Of het voor verweerder mogelijk was om handhavend op te treden behoeft daarom verder geen bespreking. De stelling van eiser dat privacy niet aan de orde is, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel, aangezien eiser ook hiermee niet heeft aangetoond sprake is van een overtreding. Verweerder heeft het verzoek om handhaving terecht afgewezen.
4. De beroepsgrond van eiser dat onbehoorlijk is opgetreden, aangezien er geen zo groot mogelijke openbaarheid is bewerkstelligd, slaagt evenmin. Redengevend daartoe is alleen al dat, zoals hiervoor is overwogen, geen sprake is van een overtreding nu de vergaderingen van de Schouwcommissie niet openbaar zijn.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van mr. H.L. de Vries, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2021.
De griffier is buiten staat De rechter is verhinderd te tekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.