ECLI:NL:RBROT:2021:5025

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
7 juni 2021
Zaaknummer
KTN-8959833_15042021
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde huurovereenkomst na overlijden huurder en ontruiming gehuurde

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 15 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Trivire en de gezamenlijke erfgenamen van wijlen mevrouw [naam erflater]. De zaak betreft de voortzetting van een huurovereenkomst na het overlijden van de huurder, mevrouw [naam erflater], op 18 juli 2020. De huurovereenkomst was aangegaan op 16 september 1991 en de huurprijs bedroeg vanaf augustus 2020 € 574,18. De eiseres, Trivire, vorderde ontruiming van het gehuurde en betaling van huurachterstand, terwijl de erfgenamen, vertegenwoordigd door [persoon A], in reconventie vroegen om voortzetting van de huurovereenkomst op naam van [persoon A]. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst van rechtswege was geëindigd twee maanden na het overlijden van de huurder, omdat [persoon A] niet binnen zes maanden na het overlijden een vordering tot voortzetting van de huur had ingediend. De rechter concludeerde dat de erfgenamen niet als medehuurders konden worden aangemerkt en dat de huurovereenkomst op 30 september 2020 was geëindigd. De vorderingen van Trivire werden toegewezen, inclusief de ontruiming van het gehuurde en betaling van de huurachterstand. De vordering in reconventie van de erfgenamen werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 8959833 \ CV EXPL 21-85
uitspraak: 15 april 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht
in de zaak van
de stichting
STICHTING TRIVIRE,
gevestigd te Dordrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
tegen
DE GEZAMENLIJKE ERFGENAMENvan wijlen mevrouw
[naam erflater],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. B.J. Manspeaker.
Partijen worden hierna aangeduid als “Trivire” en “de Erven”.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit het volgende:
  • het exploot van dagvaarding van 6 januari 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende een eis in reconventie, met één productie;
  • het tussenvonnis van 18 februari 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de aantekening dat op 12 maart 2021 de mondelinge behandeling is gehouden.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
Tussen Trivire en mevrouw [naam erflater] (hierna: [naam erflater] ) is per 16 september 1991 een huurovereenkomst tot stand gekomen voor de woning aan het adres [adres] te Dordrecht (hierna: het gehuurde) tegen een bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs die vanaf augustus 2020 € 574,18 bedraagt.
Op 18 juli 2020 is [naam erflater] overleden.
Op 7 en 11 januari 2021 heeft de gemachtigde van de Erven bij Trivire verzocht om
de huur op naam van de zoon van [naam erflater] , de heer [persoon A] (hierna: [persoon A] ), voort te zetten en een aanbod gedaan om de ontstane huurachterstand in te lopen.

3..De vordering, de grondslag en het verweerin conventie

3.1
Trivire heeft gevorderd om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
i. voor recht te laten verklaren dat de huurovereenkomst van het gehuurde is beëindigd;
subsidiair, voor zover de huurovereenkomst nog niet is geëindigd:
voorschreven huurovereenkomst te ontbinden en de Erven te veroordelen het gehuurde te ontruimen als hierna verwoord;
en voorts telkens:
de Erven te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde aan het adres [adres] te Dordrecht met alle personen en zaken die zich vanwege de Erven daar bevinden, te ontruimen en te verlaten en door overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van eiseres te stellen;
de Erven te veroordelen aan eiseres te betalen het ter zake verschuldigde bedrag van € 3.450,65 – zijnde € 3.422,57 aan huurachterstand over de periode van februari 2020 tot en met december 2020 en € 28,08 aan rente tot 30 december 2020 – te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.422,57, zulks vanaf 30 december 2020 tot de dag van algehele voldoening;
de Erven te veroordelen aan eiseres te betalen vanwege schadevergoeding, de som van € 574,18, voor elke maand of gedeelte daarvan dat de Erven in gebreke blijven met de ontruiming van het gehuurde tot aan de ontruiming van het gehuurde;
de Erven te veroordelen in de kosten van deze procedure, inclusief een bedrag aan salaris van de gemachtigde van eiseres en de kosten van dagvaarding.
3.2
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Trivire aan haar eis het volgende ten grondslag gelegd. De huurovereenkomst is op grond van het bepaalde in artikel 7:268 lid 6 BW van rechtswege geëindigd twee maanden na het overlijden van [naam erflater] . De zoon van [naam erflater] , de heer [persoon A] (hierna: [persoon A] ), en [naam erflater] hebben geen gemeenschappelijke huishouding gevoerd. Voorts heeft [persoon A] niet binnen zes maanden na het overlijden van [naam erflater] een vordering ingediend tot voortzetting van de huur, zodat dit recht is komen te vervallen. Daarnaast zijn de Erven uit hoofde van de huurovereenkomst gehouden tot betaling van de huur c.q. de gebruiksvergoeding gelijk aan de huur, tot aan de datum van ontruiming van het gehuurde.
3.3
De Erven hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Zij hebben daartoe – voor zover van belang – het volgende aangevoerd. Vanaf 2007 heeft [persoon A] aan [naam erflater] mantelzorg verleend en op het adres van het gehuurde gewoond en ingeschreven gestaan. Hij en [naam erflater] hebben een duurzame gemeenschappelijke huishouding gevoerd. [persoon A] heeft op 7 en 11 januari 2021 bij Trivire verzocht om de huurovereenkomst op zijn naam voort te zetten en een aanbod gedaan om de huurachterstand in te lopen. Voorts heeft hij zich in september 2020 gewend tot de gemeente voor een bijstandsuitkering. Pas recentelijk is hem een uitkering op basis van de Participatiewet toegekend. [persoon A] is inmiddels in staat om de huur te voldoen en de achterstand in te lopen. Gelet op zijn financiële, sociale en medische omstandigheden en de wachtlijsten in de regio Drechtsteden zal hij niet snel in aanmerking komen voor een andere gelijkwaardige woning, zodat hij wellicht dakloos zal geraken. [persoon A] heeft dan ook een zwaarwegend belang bij voortzetting van de huurovereenkomst.
in reconventie
3.4
De Erven hebben gevorderd om bij vonnis te bepalen dat de huurovereenkomst zal worden voortgezet op naam van [persoon A] .
3.5
De Erven hebben aan hun eis in reconventie hetzelfde ten grondslag gelegd als aan hun verweer in conventie.
3.6
Trivire heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Op hetgeen zij in dit kader heeft aangevoerd, zal – voor zover van belang – bij de beoordeling van het geschil worden ingegaan.

4..De beoordeling van het geschilin conventie

4.1
Niet in geschil is dat de Erven niet zijn aan te merken als medehuurders in de zin van artikel 7:266 en artikel 7:267 BW, zodat zij de huurovereenkomst na het overlijden van [naam erflater] niet van rechtswege hebben voortgezet op grond van het bepaalde in het eerste lid van artikel 7:268 BW.
4.2
In het tweede lid van artikel 7:268 BW is bepaald dat de persoon die niet op grond van lid 1 huurder wordt, doch wel in de woonruimte zijn hoofdverblijf heeft en met de overleden huurder een duurzame gemeenschappelijk huishouding heeft gehad, de huur voortzet gedurende zes maanden na het overlijden van de huurder en ook nadien, indien de rechter dit heeft bepaald op een daartoe strekkende binnen die termijn ingestelde vordering, en zolang op deze vordering niet onherroepelijk is beslist.
4.3
De onbetwist bij Trivire op 7 en 11 januari 2021 ingediende verzoeken om voortzetting van de huur zijn niet aan te merken als een vordering daartoe bij de rechter, zoals voorgeschreven in artikel 7:268 lid 2 BW. De vordering is weliswaar alsnog ingesteld bij de eis in reconventie, ter griffie ontvangen op 11 februari 2021, maar deze datum ligt na het verstrijken van de termijn van zes maanden na de datum van overlijden van 18 juli 2020 op 18 januari 2021. De Erven hebben dan ook niet voldaan aan deze in het tweede lid gestelde eis voor voortzetting van de huurovereenkomst. Het recht op voortzetting van de huurovereenkomst door [persoon A] is derhalve komen te vervallen. De door de Erven gestelde gezondheidsproblemen en persoonlijke omstandigheden van [persoon A] maken niet dat Trivire naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid op deze vervaltermijn geen beroep kan doen.
4.4
Echter ook indien het verzoek tot voortzetting van de huurovereenkomst wel tijdig zou zijn ingediend, is niet voldaan aan de eis van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. De gemeenschappelijke huishouding tussen ouders en kinderen is slechts onder bijzondere omstandigheden als duurzaam aan te merken. De Erven hebben aangevoerd dat [persoon A] aanvankelijk heeft gewerkt en tot 2012 meebetaalde aan de huishoudelijke kosten. Niet weersproken is echter dat de kosten van het levensonderhoud vanaf dat moment volledig werden gedragen door [naam erflater] . Gelet op deze omstandigheid is van een gemeenschappelijke huishouding in elk geval vanaf 2012 geen sprake geweest.
4.5
Aangezien er gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen personen zijn die de huur krachtens artikel 7:268 BW hebben voortgezet, is de huurovereenkomst op grond van het bepaalde in het zesde lid van artikel 7:268 BW geëindigd aan het eind van de tweede maand na het overlijden van de huurder, zijnde 30 september 2020. De primair gevorderde verklaring voor recht dat de huurovereenkomst van het gehuurde is geëindigd zal dan ook worden toegewezen.
4.6
Aangezien de huurovereenkomst op 30 september 2020 is geëindigd en de Erven vanaf deze datum zonder recht of titel in het gehuurde verblijven, zal de gevorderde ontruiming van het gehuurde worden toegewezen. De ontruimingstermijn wordt gesteld op 14 dagen na de datum van betekening van dit vonnis.
4.7
De Erven hebben de door Trivire gestelde achterstand van € 3.422,57 over de periode van februari tot en met december 2020 niet weersproken. Dit deel van de vordering zal dan ook worden toegewezen, zij het dat de termijnen over de maanden oktober 2020 tot en met december 2020 worden toegewezen uit hoofde van gebruiksvergoeding ex artikel 7:225 BW aangezien de huurovereenkomst op 30 september 2020 is geëindigd. Het gevorderde bedrag van € 574,18 per maand aan gebruiksvergoeding over de periode vanaf januari 2021 tot aan de datum van ontruiming van het gehuurde zal op deze grond eveneens worden toegewezen.
4.8
De onweersproken gebleven rente zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
4.9
De Erven worden, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van de procedure.
in reconventie:
4.1
Gelet op hetgeen in conventie is overwogen, waarbij is geoordeeld dat de huurovereenkomst op 30 september 2020 van rechtswege is geëindigd, zal de vordering te bepalen dat de huurovereenkomst zal worden voortgezet op naam van de Erven (lees: op naam van [persoon A] ) worden afgewezen.
4.11
De Erven worden, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van de procedure. Gelet op de samenhang met de procedure in conventie worden deze kosten aan de zijde van Trivire begroot op nihil.

5..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:verklaart voor recht dat de huurovereenkomst van het gehuurde tussen partijen (op 30 september 2020) is geëindigd;
veroordeelt de Erven om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde met alle personen en zaken die zich vanwege de Erven daar bevinden, te ontruimen en te verlaten en door overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Trivire te stellen;
veroordeelt de Erven aan Trivire te betalen een bedrag van € 3.450,65 aan hoofdsom en rente, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.422,57 vanaf 30 december 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt de Erven aan Trivire te betalen de som van € 574,18 voor elke maand of gedeelte daarvan dat de Erven in gebreke blijven met de ontruiming van het gehuurde tot aan de dag van ontruiming van het gehuurde;
veroordeelt de Erven in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Trivire vastgesteld op € 613,01 aan verschotten en € 436,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie:
wijst de vordering af;
veroordeelt de Erven in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Trivire vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
590