In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 maart 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de toewijzing van een zorgmachtiging voor een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een psychotische stoornis bij zwakbegaafdheid. De advocaat van de betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek van de officier van justitie, stellende dat er momenteel geen ernstig nadeel bestaat en dat de betrokkene de behandeling en medicatie vrijwillig accepteert. De rechtbank oordeelde echter dat er, indien de betrokkene zou decompensateren, sprake zou zijn van ernstig nadeel, vooral in het geval dat hij naar het buitenland zou vluchten, wat zou leiden tot zelfverwaarlozing en een verhoogd risico op overlijden door epilepsie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene momenteel in een beschermde woonvorm verblijft en dat zijn toestand, hoewel verbeterd, nog steeds zorgwekkend is. De rechtbank heeft de noodzaak van verplichte zorg onderbouwd door te verwijzen naar de medische verklaring en het zorgplan, en heeft geconcludeerd dat de betrokkene zorg nodig heeft om zijn geestelijke gezondheid te stabiliseren. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met de mogelijkheid van verplichte zorg in crisissituaties, en bepaalde dat de machtiging geldig is tot en met 16 september 2021.
De beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Rop en schriftelijk uitgewerkt door griffier M.M.P.H. van den Boomen. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.